Ik geloof niet dat er
algemene artikelen over dierproeven en vivisectie zijn, zonder leugens, vriendelijker
gezegd: zonder fouten.
Dat geldt zelfs voor iemand
als Coenraad Hendriksen, algemeen beschouwd als de expert op dit gebied.
Al in de eerste alinea’s van zijn
stukje over de toekomst van dierproeven, gaat het meer dan eens fout. Ik beperk
me tot de zin: “Momenteel gebruiken we jaarlijks zo’n 550.000 dieren ( ).”
Los van het precieze aantal:
hij wèèt dat dit niet de hele waarheid is. Dat is namelijk tweemaal zoveel,
t.w. inclusief de reservedieren. Het is waar dat deze dieren niet in proeven
gebruikt worden, maar het is misleidend om ze dan maar helemaal te negeren. Ze
hebben als proefdier in spe net zo’n beroerd leven als alle andere en ze worden
net zo goed afgemaakt.
Ik vind het onbehoorlijk om,
op zo’n precair terrein, niet de hele waarheid te openbaren, al was het maar in
een voetnoot. Dit artikel staat dan ook nog eens in een bundel die bestemd is
voor het grote publiek, als uitvloeisel van de Nationale Wetenschapsagenda. De
bundel heet: Hoe zwaar is licht (2017; Uitg. Balans)