Respect voor dieren

dinsdag 26 juni 2012

Dieren in het geding

Proefschrift

ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag
van de rector magnificus, prof. dr. J.C. Stoof, ingevolge het besluit van het
college voor promoties in het openbaar te verdedigen op
dinsdag 14 december 2010 des ochtends te 10.30 uur

door



Dieren in het geding

Een juridisch-historische analyse van het verbod
op dierenmishandeling


Samenvatting
Dit onderzoek gaat over de geschiedenis van de wetgeving en de rechtspraak met betrekking tot de bescherming van dieren. Uit dit onderzoek blijkt dat de wetgever de regels onduidelijk formuleert en dat de rechter daarmee slecht uit de voeten kan. Dierenbeulen staan slechts zelden terecht en als zij veroordeeld worden, zijn de straffen laag. Er moet een oplossing komen om de onmacht van de rechter weg te nemen. Daarvoor bied ik aan het einde van dit onderzoek een handreiking in een aantal aanbevelingen.

In het eerste hoofdstuk beschrijf ik de aanleiding voor dit onderzoek. De publieke belangstelling voor de omgang met dieren is in de laatste jaren is toegenomen. Wetgeving en de rechtspraak met betrekking tot de bescherming van dieren laten relatief weinig sporen zien van deze ontwikkeling. De bescherming van dieren laat nog steeds te wensen over. De conclusie van eerder gepubliceerd onderzoek ten aanzien van de handhaving van het dierenbeschermingsrecht luidt dat er weinig zaken met betrekking tot dierenmishandeling voorde rechter gebracht worden vanwege het prioriteitensysteem van het Openbaar Ministerie. In dit onderzoek werk ik een andere oorzaak van de gebrekkige bescherming van dieren nader uit: het gaat nu om de wetgeving en de toepassing daarvan door de rechter.

De kaders waarbinnen dit onderzoek zich beweegt worden uitgelegd in Hoofdstuk II. Daarin wordt onder andere beschreven wat de rol van de rechter kan zijn als het gaat om de rechtspraak met betrekking tot de bescherming van dieren, welke normatieve begrippen de wetgever gebruikt en welke mogelijkheden de wet biedt aan de dierenbeschermingsorganisaties om op te komen voor dieren.

In het derde hoofdstuk geef ik een beknopt overzicht van het denken over dieren door de eeuwen heen, waar het dier vanuit heel verschillende perspectieven beoordeeld wordt. Het dier wordt onder andere beschouwd als medeschepsel, als machine zonder ziel en als evolutionaire voorganger van de mens. Aanvankelijk draait het om de vraag óf dieren beschermd moeten worden. Daarna gaat de discussie erom hoé dieren beschermd kunnen worden. Op dringend verzoek van de dierenbeschermingsorganisaties nam de minister van Justitie een verbod op dierenmishandeling op in de wetgeving.

Het hoofdonderwerp van dit onderzoek is de juridisch-historische geschiedenis van de wetgeving ter bescherming van dieren en de jurisprudentie op grond daarvan vanaf 1886 tot 2009. De Hoofdstukken IV-X staan elk voor een bepaalde periode in de geschiedenis van wetgeving en jurisprudentie.

In de wettelijke bepalingen hanteert de wetgever vage begrippen zoals wreedheid, dierenmishandeling, redelijk doel en welzijn als criteria voor de bescherming van dieren. De wetgever heeft daarover geen duidelijkheid gegeven, maar hij heeft het aan de rechter overgelaten om de begrippen in te vullen en inhoud te geven aan het dierenbeschermingsrecht.

De normatieve grondslagen (openbare zedelijkheid, intrinsieke waarde en burgermansfatsoen) die door de wetgever aan de voorschriften ten grondslag zijn gelegd zouden richting aan de invulling van de begrippen moeten geven.

Voor dit onderzoek is de geschiedenis van de wetgeving onderzocht en er zijn een aantal rechterlijke uitspraken bestudeerd om duidelijkheid te krijgen over de rol, die de rechter heeft gespeeld bij de ontwikkeling van het dierenbeschermingsrecht.

DE BELANGRIJKSTE CONCLUSIE MOET LUIDEN DAT DE RECHTER DOOR ZIJN UITLEG (TOT NU TOE) MINDER HEEFT BIJGEDRAGEN DAN DOOR DE MINISTERS EN DIERENBESCHERMINGSORGANISATIES VAN HEM WERD VERWACHT.

De belangrijkste knelpunten die ik in dit onderzoek beschreven heb kunnen opgelost worden. De aanbevelingen die ik doe, bieden daartoe wellicht de mogelijkheid.

***

Volledige tekst: http://igitur-archive.library.uu.nl/dissertations/2010-1203-200412/bordes.pdf

zaterdag 23 juni 2012

Antidepressiva


Het verschil tussen neurosen en psychosen kun je grofweg ook zo formuleren: wie gek doet bij een gewoon brein heeft een neurose en behoeft begeleiding.

Wie gek doet bij een afwijkend brein heeft een psychose, en moet pillen hebben om die afwijking te corrigeren.

U begrijpt wel dat het om twee uitersten gaat. Het probleem is dat er geleidelijk een verschuiving is ontstaan van praten naar pillen, want 'wij zijn immers ons brein' en met praten verander je de hersenen niet, daar moet je pillen voor slikken.

Het schandelijkste voorbeeld van een dergelijke verschuiving zien we in het gehannes met depressie.
De farmaceutische industrie heeft de mythe in het leven geroepen dat ernstige somberte voortkomt uit een gebrek aan serotonine in de hersenen. Dus hoef je sombere mensen niet te troosten, maar die moet je een pil geven. In Nederland slikken nu zo'n 950.000 mensen de zogenaamde antidepressiva. Wereldwijd gaat het om een miljardenbusiness.

Wat gebeurt hier precies? Er wordt een zeer winstgevende pil verkocht die helpt tegen een nare geestestoestand, die naar men zegt wordt veroorzaakt door een hersenafwijking die men aantoont met een vragenlijst. U lacht, maar zo zit het precies.

***

Bert Keizer in dagblad Trouw, 23-6-2012 (fragment)

Hangend aan je staart

Image and video hosting by TinyPic

Psychologen zijn gek op dierproeven.
Een van de meest gebruikte proeven om antidepressiva te testen is de 'tail suspension test'.

Muizen hangen gedurende zes minuten aan hun staart, met of zonder antidepressivum.
Computers registreren de energie en de duur van hun verzet.

Een antidepressivum is effectiever naarmate de dieren heftiger en langer blijven spartelen.

Dit kan niet met ratten want die kunnen zich optrekken aan hun staart om zich vast te grijpen aan de apparatuur.

Zowel met ratten als met muizen wordt de 'forced swimming test' veelgebruikt.
(een soort waterboarding).

Dit staat in een paragraaf in het bekende en zeer lezenswaardige boek van Trudy Dehue: De Depressie-epidemie.

Zij keurt deze proeven af.

PS.
Een groot bedrijf als Harlan in Noord-Brabant produceert 157 soorten muizen en raten in 19 landen.

vrijdag 15 juni 2012

Roken en dierproeven

In een universiteitsblad las ik onlangs de volgende aankondiging:

Jonge rokers

Op jonge leeftijd roken leidt tot een blijvend slechter concentratievermogen. Daardoor word je op termijn ook ‘dommer’. De meeste rokers beginnen tijdens de puberteit, als de hersenen zich nog ontwikkelen.

Neurofysioloog Natalia Goriounova ontdekte dat nicotine in jonge hersenen van ratten zorgt dat de prefrontale schors – die aandacht en controle regelt – minder receptoreiwit mGglur2 aanmaakt. Dat eiwit voorkomt overstimulatie van zenuwcellen. Te weinig mGglur2 belemmert deze hersenschors te onderscheiden wat belangrijk is. Je kunt daardoor je aandacht niet goed focussen. Stoppen met roken helpt niet; verhelpen kan alleen door plaatselijk de werking van mGlur2 te stimuleren. Met een pil kan dat niet: die zou op de hersenen in z’n geheel werken.

Goriounova promoveerde op 9 mei j.l.

***

Commentaar

Wie dit leest, ruikt niet alleen meteen de stank van sigaretten, maar wordt ook geprikkeld door de stank van ondeugdelijk onderzoek.
Om zeker van mijn zaak te zijn heb ik de dissertatie gelezen. Hij heeft een heel lange naam* waarvoor geldt: hoe langer de naam, des te groter de pretentie. Die niet wordt waargemaakt.

In ieder geval deugt de aankondiging ‘Jonge rokers’ niet. Dit is een vorm van wensdenken. Passender zou geweest zijn ‘Jonge ratten’. De promovenda heeft namelijk geen jonge roker (onder de 18) gezien, laat staan onderzoek aan hen gedaan!

Wel aan een ongenoemd aantal ratten. Een deel van deze dieren werd geïnjecteerd met nicotine, driemaal per dag, tien dagen achter elkaar. Aan het eind van het experiment werd hun kop eraf gesneden, - zonder verdoving.

Om nu toch enige betekenis te hebben voor de menselijke soort – zelfs helemaal los van de vraag naar de invloed van nicotine! – is ook hersenweefsel bestudeerd van twaalf volwassen patiënten: 11 epileptici en 1 kankerpatiënt.(hst.5)

Wat betreft het al of niet permanente karakter van de schade wordt gemeld: “verhelpen kan alleen door plaatselijk de werking van mGlur2 te stimuleren. Met een pil kan dat niet: die zou op de hersenen in z’n geheel werken.”

Echter: in de dissertatie is van een pil geen sprake, wèl van een injectie in de prefrontale cortex. Goriounova werkt dat echter niet uit. Zij houdt het bij de volgende aanbeveling: “De beste manier om nicotineschade te ontlopen is om het roken helemaal te vermijden.”

Voor dit soort onderzoek geeft een Dierexperimentencommissie toestemming.

***

* Lit.: Goriounova, N.A., Long term consequences of nicotine exposure during adolescence: synaptic plasticity in rodent and human cortical neuronal networks 

Kamerleden in de opruiming

Ook Christen-Unie ruimt op!

Geen kandidaat meer bij de volgende verkiezingen:



3. Esmé Wiegman (34) debuteerde drie jaar geleden als Kamerlid nadat zij als lid van de gemeenteraad in Zwolle actief was.

Zij heeft zich op integere, evenwichtige en zorgvuldige wijze bewezen als een degelijke woordvoerder op het complexe en gevoelige medisch-ethische terrein, Europese Zaken en VROM. Ze heeft op onderscheidende wijze het ChristenUnie geluid laten klinken. Haar effectiviteit en parlementaire waarde blijken onder meer uit het feit dat ze veel amendementen indiende die door de Kamer werden aangenomen.

Ze weet verbindingen te leggen en weet goed te onderscheiden waar de grens ligt tussen het principieel onaanvaardbare en het haalbare.
Esmé Wiegman-Van Meppelen Scheppink werd lid van de Tweede Kamer na de kabinetsformatie in maart 2007. Voorheen was ze onder meer raadslid Zwolle en lid van het Landelijk Bestuur ChristenUnie. Ze studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en werkte als freelance bureauredacteur voor verschillende uitgevers en tijdschriften. Esmé woont in Zwolle en is lid van de Protestantse Kerk in Nederland."

***
Commentaar
Nog maar twee jaar geleden stond zij op derde plaats in haar partij en vond men daar het bovenstaande van haar.
Maar Barend had met haar andere ervaringen. Blijkbaar wordt hij tegenwoordig goed gelezen.

donderdag 14 juni 2012

Marion Bienes

Marion Bienes

Dierproeven en bio-industrie

Er wordt altijd een hoop herrie gemaakt over de bio- of vee-industrie. Volkomen terecht hoor. Een politieke partij, de Partij voor de Dieren, is er zelfs voor opgericht. Daarnaast zijn o.a. actief Wakker Dier, Varkens in Nood, Bont voor Dieren, CIWF, WSPA, en ook de Dierenbescherming blaast zijn partijtje mee. (Keurmerk ‘Beter Leven’)

Het aantal organisaties dat zich actief toelegt op het afschaffen van dierproeven steekt daar magertjes bij af. Het onderwerp krijgt ook veel minder publiciteit: er rust een taboe op.
De media zijn er niet happig op en missen ook het niveau: die beperken zich tot het in beeld brengen van de ‘autoriteit’, liefst in de witte jas, en laten de professor doctor maar een end weg kakelen over ‘het belang en de onmisbaarheid’ van dierproeven. De krant dankt er zijn Wetenschapsbijlage aan.

De bio-industrie is nog maar een recente ‘verworvenheid’.
De strijd tegen dierproeven daarentegen dateert officieel al van 1897, met de oprichting van de ‘De Nederlandse Bond tot Bestrijding der Vivisectie’. Het enige wapenfeit zo ongeveer is geweest de totstandkoming van Wet op de Dierproeven in 1977 – tachtig jaar later. Anders dan onderzoekers graag beweren was Nederland (ook) hiermee een van de laatste landen in Europa. De wet heeft overigens wel een belangrijke bijdrage geleverd aan het terugdringen van het aantal dierproeven (ongeveer 50%!).

Wat maakt de afschaffing van dierproeven nu zo moeilijk? 
Voor een deel komt dat ook door het – tactische - opschuiven van de medische wetenschap. Die predikt tegenwoordig niet meer genezing, herstel in de oude toestand, maar: overleving. Niet meer beter worden, niet meer doodgaan maar chronisch lijden. Dat is de vooruitgang. De burger is er tevreden mee.
De farmaceutische industrie doet ook een duit in het zakje door doodleuk op bijsluiters te schrijven dat geneesmiddelen bijwerkingen hebben. Het maakt eigenlijk niet meer uit, werking of bijwerking, want het blijft altijd een gok. Maar juridisch is het wijs om als farmaceut je zoveel mogelijk in te dekken.

Een andere verklaring, naast het bovengenoemde taboe en de nieuwe tactiek van het medische bedrijf, is de aard van het bedrijf. De boerderij in de bio-industrie tegenover het laboratorium voor dierproeven. De boer tegenover de onderzoeker. Dieren houden we bijna allemaal en ook daardoor heeft haast iedereen wel een mening over de veehouderij. Maar de beoordeling van de vorderingen in de medische wetenschap, de betekenis van dierproeven ervoor, is andere koek. 

De ethische kant is gecompliceerd door de relatie met de veehouderij. Het is niet eenvoudig proefdiermisbruik af te keuren als er tegelijkertijd 450 miljoen dieren per jaar in de slachthuizen om het leven gebracht worden.

Niettemin: wanneer je op straat mensen naar hun mening vraagt zijn verreweg de meeste tegen dierproeven. Dat is ook makkelijk te begrijpen: ze hoeven er niets voor te doen of te laten !
Blijkbaar spreken de ondervraagden echter niet de waarheid en geven ze uiting aan wensdenken. Er zouden anders immers geen dierproeven meer zijn. Dat blijkt ook wel uit professionele enquêtes waar toch altijd een meerderheid is vòòr dierproeven voor medische doeleinden.

De naïviteit van de burgerij blijkt uit het organiseren van allerlei acties, tot de meest krankzinnige aan toe  – bijvoorbeeld zes keer een berg opfietsen (‘Alpe d’Huzes’) - om geld op te halen ‘voor kankeronderzoek’.
Hoeveel deelnemers realiseren zich dat dit geld dient voor het doen van dierproeven? WAAROM WORDT DAT ER NIET BIJ GEZEGD ???

De mensen zijn in verwarring. Dat zou gunstig moeten zijn om ze te winnen voor afschaffing. De strategie van de Anti-Dierproeven Coalitie (ADC) is gericht op het onder de aandacht brengen van soorten die dichtbij ons staan en desondanks in proeven misbruikt worden: huisdieren en primaten (BPRC Rijswijk). 
Dat zijn geen heel grote aantallen, maar ze komen wel ieder jaar terug. Ik denk dat het een goede strategie is, al is het dan geen definitieve oplossing van het probleem.

Dierproeven: burgerinitiatief

32 513 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 51 Verslag over het burgerinitiatief verbod op honden- en kattendierproeven
Vastgesteld 19 mei 2011

De commissie,

overwegende,

dat de initiatiefnemer de Anti Dierproeven Coalitie op 8 maart 2011 een burgerinitiatief heeft ingediend met het voorstel om een verbod in te stellen op het gebruik van honden en katten voor dierproefexperimenten, omdat het gebruik van honden en katten voor experimenten betekent dat zij opzettelijk ziek worden gemaakt en worden geïnjecteerd met schadelijke virussen. En omdat honden worden gebruikt voor toxiciteitsonderzoek en katten voor onderzoek van de hersenen waarmee al vele dieren zijn opgeofferd ten behoeve van de wetenschap terwijl er weinig concrete resultaten zijn te melden,

dat het burgerinitiatief voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 9a van het reglement van de commissie, waaronder de voorwaarde dat tenminste 40.000 personen van 18 jaar of ouder van hun steun aan dit burgerinitiatief hebben blijk gegeven door overlegging van een handtekening en persoonsgegevens, omdat de brief is vergezeld van 57.000 schriftelijke handtekeningen van personen van 18 jaar of ouder met de vereiste persoonsgegevens,

dat door dit aantal steunbetuigingen zonder nader onderzoek kan worden aangenomen dat tenminste 40.000 van de ondertekenaars zijn gerechtigd om deel te nemen aan verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, zodat is voldaan aan de voorwaarde genoemd in artikel 10 van het reglement van de commissie,

dat geen van de bezwaren genoemd in artikel 132a tweede lid van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer tegen het in behandeling nemen van dit burgerinitiatief kan worden aangevoerd, met uitzondering van het bezwaar genoemd onder c, houdende de bepaling dat het burgerinitiatief geen onderwerp kan betreffen waarover de Kamer korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief een besluit heeft genomen,

dat de algemene beleidslijn van het kabinet-Balkenende IV, voortgezet door het kabinet-Rutte, is gericht op de bescherming van het proefdier en het stimuleren van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven binnen het kader van de drie v’s (vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven), met als uiteindelijk doel het terugdringen van dierproeven,

dat dit beleid onderwerp van bespreking is geweest van een algemeen overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid en Sport (VWS) met de minister van VWS (30 168, nr. 15) over onder andere het standpunt met betrekking tot de Europese dierproevenrichtlijn en de brief van de minister over alternatieven voor dierproeven op 24 september 2009,

dat de Kamer dit beleid op hoofdlijnen heeft ondersteund omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om na dit algemeen overleg een uitspraak te doen houdende afkeuring of wijziging van dit beleid,

dat de Kamer tijdens de behandeling van de begroting van VWS voor het jaar 2010 de motie-Ouwehand (32 123 XVI, nr. 69) heeft aangenomen waarin verzocht wordt dat de ethische afweging een prominente plaats wordt gegeven bij de beoordeling van aanvragen voor overheidssubsidies voor wetenschappelijk onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van proefdieren,

dat de Kamer tijdens de behandeling van de begroting van VWS voor het jaar 2011 het amendement-Ouwehand (32 500 XVI, nr. 21) heeft aangenomen waarmee middelen worden gereserveerd voor een kennisinfrastructuur op het gebied van vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven, alsmede de motie-Ouwehand c.s. (32 123 XVI, nr. 68) over oormerken van onderzoeksbudget voor alternatieven voor dierproeven,

dat de Kamer tijdens de behandeling van de begroting van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor 2011 de motie-Ouwehand (32 500 XIII, nr. 136) heeft aangenomen waarin wordt uitgesproken dat innovatiesubsidies op het terrein van levensmiddelentechnologie niet mogen worden gebruikt voor onderzoek met proefdieren,

dat de Kamer ook de motie-Ouwehand/Waalkens (21 501-32, nr. 365) heeft aangenomen die zich conformeerde aan het standpunt van de Europese Commissie over beperking van het gebruik van niet-menselijke primaten in wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van levensbedreigende of gezondheidsondermijnende klinische aandoeningen bij de mens, 

dat de Richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt is aangenomen op 22 september 2010 waarin ten aanzien van honden en katten is bepaald dat alleen die dieren gebruikt mogen worden die daar speciaal voor gefokt zijn, en dat het geen zwerfdieren en verwilderde exemplaren mag betreffen en dat deze richtlijn uiterlijk 9 november 2012 moet zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving,

dat het geheel van bovengenoemde handelingen moet worden beschouwd als instemming met het beleid tot stimulering van alternatieven voor dierproeven, voor het laatst bevestigd in het najaar van 2010 en kan worden beschouwd als een besluit van de Kamer zoals bedoeld in artikel 132 a tweede lid onder c van het Reglement van Orde,

dat het verbod van het gebruik van honden en katten voor dierproeven moet worden geacht onderdeel te zijn van dit gehele beleid met betrekking tot proefdieren en het stimuleren van alternatieven voor dierproeven,

van oordeel,

dat dit burgerinitiatief niet voldoet aan de door de Kamer gestelde voorwaarden;

stelt de Kamer voor:

a. dit burgerinitiatief te behandelen als een brief en deze in handen te stellen van de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. voor het overige over te gaan tot de orde van de dag.

De voorzitter van de commissie,
Neppérus
De griffier van de commissie,
De Gier

De commissie bestaat uit de leden:
  1. Cörüz (CDA),
  2. Smeets (PvdA),
  3. Neppérus (voorzitter) (VVD),
  4. Taverne (VVD)
  5. Raak (SP),
  6. Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU),
  7. Elissen (PVV),
  8. Schouw (D66),
en de plaatsvervangend leden
Biskop (CDA),
Klijnsma (PvdA) en
Harbers  (VVD).
_______________________________________________
Commentaar:

Lange halen gauw thuis: "moet worden geacht onderdeel te zijn".
Dat moet helemaal niet. Het gaat hier om een specifiek verzoek met betrekking tot proeven met levende honden en katten. Dit zijn geen gewone proefdieren maar soorten die miljoenen Nederlanders in huis hebben, en daarmee een bijzondere band hebben. Het is dus heel begrijpelijk dat juist tegen proeven met deze soorten het verzet het grootst is.
De onwelwillend van de Tweede Kamer ten opzichte van burgerinitiatieven wordt steeds duidelijker.
De minachting van de burger kon niet groter zijn.

woensdag 13 juni 2012

Dierenbeschermer van het Jaar 2011



Merel Ritskes (met beagle)

Hoofd Centraal Dierenlaboratorium Nijmegen
.
Dierenbeschermer van het Jaar 2011 


"omdat ze wereldwijd andere wetenschappers aanzet eerst systematisch literatuuronderzoek te doen voordat ze proefdieren inzetten. Zo kunnen nieuwe studies met minder proefdieren worden uitgevoerd.

Het klinkt simpel en dat is het eigenlijk ook. Merel Ritskes zet zich in om wetenschappers wereldwijd te overtuigen om systematisch literatuuronderzoek te doen voordat ze proefdieren gebruiken bij een onderzoek. Door te kijken welke eerdere vergelijkbare studies er zijn gedaan, kunnen nieuwe studies met minder dieren en met minder pijn voor proefdieren worden uitgevoerd."

 *******
Commentaar
Dit is de grootste kolder, die er bestaat, maar volkomen in lijn met wat men van de Dierenbescherming kan verwachten.

In de eerste plaats gaat het over ‘aanzetten tot’. Dus dat is net zo veel als niks.
Of gaat Merel Ritskes misschien wereldwijd controleren of men zich wel houdt aan haar aanbeveling?!

In de tweede plaats wordt altijd al verondersteld dat de onderzoeker thuis is in de materie, dus ook in vergelijkbaar onderzoek. Onder andere wordt de zgn. Dierexperimentencommissie geacht hierop toe te zien. Dit is dus helemaal niks nieuws.

Onder Merels bewind worden jaarlijks - zonder scrupules - duizenden dieren mishandeld en gedood. In 2009: 21.604. In 2010. 21.952.
De Dierenbescherming geeft zelfs geen verwachting van het aantal proefdieren dat hiermee uitgespaard zou kunnen worden – al was het alleen maar in Nijmegen...
Wie lid is van deze Dierenbescherming zou zich toch nog eens achter de oren moeten krabben.

dinsdag 5 juni 2012

Partij en dierproeven: de kop in het zand


Er zijn zeven provincies waarvan mij bekend is dat ze rechtstreeks te maken hebben met proefdieren en dierproeven: Groningen, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.
In al die provincies heeft de Partij voor de Dieren Afdelingen. Ik heb hun websites bekeken op dit onderwerp. Op één uitzondering na - Noord-Brabant – wordt er nergens iets over vermeld. Via de zoekmachine word je verwezen naar de Tweede Kamerfractie. Met andere woorden: met proefdieren en dierproeven heeft onze Afdeling niets te maken. Dat zoeken ze in Den Haag maar uit.

Noord-Brabant vermeldt in ieder geval de juridische procedure tegen de handelaar Hartelust in Tilburg. Maar systematische info vind je ook niet op die website. Niets bijv. over de internationale fokkerij Harlan in Horst en Boxmeer, niets over Kadans Biofacilities in Schaijk, en - voorheen - ook niets over MSD / Organon Oss.

Deze blinde vlek is veelzeggend. Ik durf te wedden dat ook en zelfs onder partijleden er maar weinigen zijn die erover willen nadenken. Je kunt met elk dierenleed bij ze aankloppen, maar proefdieren sorry, daar gaan wij niet over. De Partijleiding staat erbij en kijkt ernaar. Ook geen sjoege natuurlijk.

Wat Afdelingen m.i. zouden moeten doen is primair de situatie in hun regio op de website uiteen zetten. Aantal proeven, soorten proefdieren, laboratoria, fokkerijen, handelaren.

En daarnaast zouden ze contact moeten zoeken, in gesprek komen. Op lokaal niveau is dat vaak makkelijker, omdat het niet zelden werknemers zijn die men uit anderen hoofde al kent, bijv. via de sportvereniging.

Uiteindelijk zou invloed aangewend moeten worden, en onderhandeld, op de manier waarop bijv. de Antidierproevencoalitie (ADC) dat doet.

En als geheel zou de Partij trainingen dienen aan te bieden, opdat leden die dat willen, enigszins vast in hun schoenen staan wanneer ze met dit onderwerp geconfronteerd worden.

maandag 4 juni 2012

Epilepsiefonds (3-9 juni)

Er wordt aangebeld door een oude dame van de overkant die collecteert voor het Epilepsiefonds. Ik zeg dat ik tot mijn spijt niet meer aan medische fondsen geef, omdat ik daarmee ook dierproeven financier, die naar mijn mening dienen te worden afgeschaft.

“Maar het gaat om mensen !” antwoordt zij.

“Dat heeft u goed gezien” antwoord ik. "DAAROM moeten we af van dier-proeven! "

Licht geërgerd vertrekt ze. In plaats van dankbaar te zijn voor het lesje dat ze heeft geleerd. Collecteren doe je tenslotte niet voor niets.

EU strategy to phase-out animal testing needed

The Intergroup for Animal Welfare and Conservation during its last session in Strasbourg discussed the issue of animal testing and expressed their extreme concern that new legislative proposals continue to promote animal testing.

The Intergroup calls for a comprehensive EU strategy to be included in the 7th Environment Action Programme to ensure the number of animals used will decrease and ultimately be fully replaced by alternatives.

As part of such a strategy any impact assessment prepared by the Commission should consider the effect on the number of animals used as a result of introducing a new policy. This would avoid the situation where new policies, such as on cloning for food, GMO testing, nanotechnology would increase animal use.

"The Commission must act now and rapidly develop a clear strategy to reduce animal testing. This should be based on the position outlined in our Report on the 7th Environmental Action programme,” commented Daciana Sârbu MEP.

“We are also extremely alarmed that the Commission is still considering whether to allow derogations under the Cosmetics Directive to allow continued animal testing. There are more enough ingredients available that have already been tested and approved today without allowing further animal suffering to develop more,” she added.

Kinderen met ADHD: de Hersenstichting

Reclamecodecommissie

Datum: 26 april 2012

Product / dienst: Gezondheid

Motivatie: Misleiding (overig)

Medium: Radio, Drukpers/tijdschriften, Digitale marketing communicatie

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de volgende uitingen:

A. De radiocommercial met de volgende tekst:

“Sander ging steeds onzekerder bewegen en dacht lang dat hij een griepje onder de leden had, totdat Parkinson de oorzaak bleek.

Evelien ergerde zich vaak aan het onvoorspelbare gedrag van haar moeder, totdat zij begreep dat haar moeder dement werd.

Deze aandoeningen zijn, net als bijvoorbeeld ADHD en depressie, aandoeningen van de hersenen en ze worden vaak verkeerd begrepen. Steun daarom hersenonderzoek en geef op giro 860.
Hersenstichting: alleen wat we begrijpen, kunnen we goed behandelen.”

B. De - onder andere in Dagblad De Pers verschenen - advertentie met een ‘wordcloud’ van de volgende aandoeningen: Asperger, dementie, Parkinson, dyslexie, epilepsie, migraine, beroerte, ADHD, hersenletsel, slaapapneu, ALS, depressie, hersentumor, angststoornissen.

Hieronder staat: “Al deze aandoeningen zijn hersenaandoeningen die het leven ingrijpend beïnvloeden en vaak verkeerd worden begrepen. Steun daarom hersenonderzoek: geef op giro 860, of word donateur via http://www.hersenstichting.nl/ . Hersenstichting: alleen wat we begrijpen, kunnen we goed behandelen.”

C. De homepagina van adverteerders website http://www.hersenstichting.nl/ waar een soortgelijke ‘wordcloud’ van aandoeningen als in de advertentie is te zien, met onder meer een oproep donateur te worden of een eenmalige gift te doen voor hersenonderzoek.

De klacht
De Hersenstichting stelt dat Parkinson en Alzheimer “net als ADHD en depressie” hersenaandoeningen zijn. Dat Parkinson en Alzheimer veroorzaakt worden in de hersenen kan aangetoond worden bij autopsie.
Bij ADHD en depressie zijn echter nooit hersenafwijkingen gevonden.
Op de website worden ADHD en depressie samen getoond met ziektes als hersentumor en beroerte. In de uitingen wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat vaststaat dat de oorzaken van deze aandoeningen moeten worden gezocht in de hersenen en daar moeten worden behandeld.

Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Met de reclamecampagne, die is gevoerd rond de jaarlijkse collecteweek in februari, heeft de Hersenstichting het Nederlandse publiek bewust willen maken van de vele ziektebeelden die een ziekte of stoornis van de hersenen omvatten en die de Hersenstichting dus tot haar domein rekent. De Hersenstichting wil het publiek duidelijk maken dat hersenprocessen belangrijk zijn bij aandoeningen als depressie en ADHD, náást omgevingsfactoren en psychologische determinanten die een rol (kunnen) spelen bij het ontstaan en verloop van deze aandoeningen. Bij patiëntenvereniging Balans wordt ADHD ook als een hersenaandoening gezien. De op wetenschappelijk bewijs gebaseerde multidisciplinaire richtlijnen van het Centraal Begeleidings Orgaan (CBO) onderschrijven de neurobiologische basis van de aandoeningen depressie en ADHD. Ook de online databases voor wetenschappelijke publicaties, zoals Pubmed, TRIP en Embase, laten zien dat onderzoek naar de neurobiologische basis van beide aandoeningen gangbaar is. Ten slotte is een recente discussie tussen wetenschappers en een klinisch psycholoog overgelegd over de vraag of ADHD een hersenaandoening is.

De mondelinge behandeling
Mevrouw De Vries heeft het standpunt van MeTZelf nader toegelicht. Zij heeft daarbij gewezen op de uitspraak van de Commissie van 6 augustus 2002 (dossier 02.0249), waarin is geoordeeld dat de mededeling van de Hersenstichting, dat ADHD een aangeboren hersenaandoening is, niet juist is.

In de onderhavige uitingen wordt ervan uitgegaan dat ADHD en depressie hersenaandoeningen zijn, terwijl dat nog helemaal niet vast staat.
Op levende mensen kan geen hersenonderzoek worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek vindt alleen plaats bij levende muizen, waarbij echter niet de diagnose ADHD of depressie zal worden gesteld.
Door het benoemen van ADHD en depressie als hersenaandoeningen kan men de – onjuiste - indruk krijgen dat sprake is van aandoeningen waarvoor men naar een dokter moet en die met medicijnen moeten worden behandeld.
Bovendien is het misleidend door de aanduiding van ADHD en depressie als hersenaandoeningen fondsen te werven voor hersenonderzoek, dat voor het diagnosticeren van ADHD en depressie niet van belang is.

De heer Schoof deelt mee dat in de uitingen van de Hersenstichting is gekozen voor de aanduiding “aandoening”, omdat dit een vertaling is van de term “disorder” én om duidelijk te maken dat mensen het hebben van een depressie of ADHD niet kan worden verweten.
In wetenschappelijke publicaties zijn voldoende aanwijzingen te vinden om aan te nemen dat er bij depressie en ADHD iets zichtbaar is in de hersenen.
De uitingen hebben tot doel geld in te zamelen voor het doen van hersenonderzoek, niet om het gebruik van medicijnen te stimuleren. De Hersenstichting heeft geen connecties met de farmaceutische industrie.

Mevrouw Hosli licht toe dat bij depressie en ADHD geen sprake is van celdood in de hersenen, zoals bij Alzheimer en Parkinson, maar wel van hersencellen die op moleculair niveau anders werken dan normaal. Bij depressie betreft dit bijvoorbeeld de eiwitstofwisseling.
Hersenonderzoek wordt niet alleen uitgevoerd door middel van autopsie, maar ook door middel van MRI, CT-scan en het kweken van hersencellen buiten het lichaam. Er vindt dus, anders dan mevrouw De Vries veronderstelt, wel hersenonderzoek plaats bij levende mensen.
Uit metastudies, waarbij de resultaten van verschillende studies worden samengevoegd, blijkt dat er afwijkingen in de hersenen zijn die corresponderen met de aandoeningen depressie en ADHD. Bij alle in de uitingen genoemde aandoeningen zijn projecten gestart om te onderzoeken welke rol de hersenen daarbij spelen. De onderzoeken staan onder toezicht van een wetenschappelijke adviesraad.
.
Het oordeel van de Commissie
1. In haar beslissing van 6 augustus 2002 heeft de Commissie geoordeeld dat voor de absolute mededeling dat ADHD een “aangeboren hersenaandoening” is door de Hersenstichting onvoldoende bewijs was aangevoerd, waardoor onzorgvuldig was gehandeld en de toen bestreden uiting misleidend werd geacht.

In de onderhavige uiting wordt niet gezegd dat ADHD aangeboren is. Reeds hierom kan niet worden geoordeeld dat de uitspraak uit 2002 ook op de onderhavige uitingen van toepassing moet worden geacht.

2. In de thans bestreden uitingen wordt een oproep gedaan geld te geven voor hersenonderzoek, waarbij ADHD en depressie worden genoemd als hersenaandoeningen. Het is de Commissie gebleken dat over de vraag wat onder “hersenaandoening” moet worden verstaan in wetenschappelijke kring verschillend wordt gedacht. In dat wetenschappelijk debat is voor het oordeel van de Commissie geen plaats.

Voor de beoordeling van de onderhavige uitingen is echter van belang wat de gemiddelde consument onder de aanduiding “hersenaandoeningen” zal begrijpen. Naar het oordeel van de Commissie heeft het begrip “hersenaandoening” voor de gemiddelde consument een algemene duiding, waarmee niet alleen een (ziekelijke) verandering in de hersenen wordt bedoeld, maar ook een kwaal waarbij hersenprocessen een rol (kunnen) spelen.
De Hersenstichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat in verschillende wetenschappelijke studies aanwijzingen zijn te vinden voor de opvatting dat bij ADHD en depressie sprake is van met deze aandoeningen corresponderende afwijkingen in de hersenen. De gemiddelde consument wordt daarom door de aanduiding “hersenaandoeningen” in deze uitingen niet misleid.

3. Niet is weersproken dat door de Hersenstichting daadwerkelijk onderzoek wordt gedaan naar depressie en ADHD. In de uitingen wordt niet gesteld of gesuggereerd - en ook anderszins is niet gebleken - dat alleen onderzoek wordt uitgevoerd dat moet leiden tot een farmaceutische behandeling.

4. Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af

***
Commentaar
De klacht is ingediend door de Vereniging voor Medische en Therapeutische Zelfbeschikbeschikking: http://www.metzelf.nl/

Tegen de opvatting dat ADHD een ziekte ('hersenaanoening') is, wordt een kruistocht gevoerd door (o.a.) de Groningse psychologe dr. Laura Batstra:
http://www.rug.nl/corporate/nieuws/opinie/2012/18LauraBatstra

Mensen met hersens: de Hersenstichting


Peter Schoof, directeur Hersenstichting, schrijft in zijn weblog op 23 mei het volgende over de column over dementie van Hans van Maanen:

"Maanen haalt in de Volkskrant van 19 mei ongegeneerd uit naar al diegenen die zich druk maken over het toenemend aantal dementiepatiënten. Hij noemt hen de Alzheimermaffia. Zij maken zich druk om een schijnprobleem; immers uit het onderzoek van Monique Breteler (‘Is dementia incidence declining’) blijkt dat het aantal nieuwe gevallen van dementie in de regio Rotterdam de afgelopen 10 jaar is afgenomen; dat steeds minder mensen dement overlijden. Volgens van Maanen zijn we al over de top van de golf van dementie heen. Oorzaak (volgens van Maanen): betere leefstijl, minder vet eten e.d. Een Deltaplan Dementie is onnodig, dementie gaat vanzelf over, waar maken we ons druk over!

In de eerste plaats is de oorzaak van de daling niet zo eenvoudig aan te tonen. Een verband met een (betere) leefstijl ligt voor de hand, maar is niet wetenschappelijk bewezen. Ook is het nog de vraag of die daling door zal zetten en geldend is voor heel Nederland.

Veel belangrijker is de denkfout die van Maanen maakt door te veronderstellen dat dementie een monocausale verklaring heeft: als A dan B en als niet A dan niet B.
Helaas zit de werkelijkheid ingewikkelder in elkaar. Zo is recentelijk ontdekt ‘dat factoren die aan het begin van het leven een rol spelen bij de aanleg van de hersenen, ook van invloed zijn op het verval van de hersenen tijdens de ouderdom’ (Cicero, LUMC, mei 2012). Om maar eens een heel andere verklaring te noemen.

De toonzetting van van Maanen is onnodig grievend en denigrerend. Hij verwijt Alzheimer Nederland, het Vu Medisch Centrum, ZonMW ‘en nog wat instellingen’ dat ze zich onnodig druk maken over een groei van dementie die er volgens hem niet gaat komen. Ze hebben daar kennelijk kwade bedoelingen mee (?).

Als Hersenstichting Nederland voelen wij ons aangesproken, omdat wij al jarenlang onderzoek naar dementie laten uitvoeren en ook wij besloten hebben het Deltaplan Dementie te gaan ondersteunen.

Is het niet aan de jarenlange onderzoeksinspanningen van deze instellingen te danken dat de diagnose en behandeling van dementie verder is gebracht? Wat is daar maffioos aan?

En ja, voor ik het vergeet, recentelijk voorspelde één van die ‘en nog wat instellingen’, de Wereld Gezondheidsorganisatie, een sterke toename van het aantal gevallen van dementie wereldwijd (WHO, april 2012; ‘Dementia, a public health priority’ (http://ow.ly/b5EZl) In dat rapport lezen we: ‘Current estimates indicate 35.6 million people worldwide are living with dementia. This number will double by 2030 and more than triple by 2050’.

Van Maanen waarschuwt: Buig niet voor de Alzheimermaffia.
Mijn advies aan hem: blijf jij je kop maar in het zand steken en laat ons verder uitzoeken wat er werkelijk aan de hand is. Alleen gedegen onderzoek helpt ons de goede kant op te gaan en te blijven gaan. Zodat we zeker weten dat we dementie tijdig begrijpen en beheersen!"

***
Commentaar
De daling is aangetoond - dat is primair waar het om gaat.
De verklaring is van secundair belang, monocausaal of niet.

Met "wereldwijd" (WHO) hebben wij in Nederland niet meteen te maken. Daar slaat immers die verklaring van Van Maanen op. En Rotterdam lijkt een goede graadmeter.

Voor zover het stuk van Van Maanen grievend of denigrerend is, is dat terecht. De Ombudsvrouw van de Volkskrant reageert dan ook op 2 juni j.l. zonder omwegen op de klacht van Alzheimer Nederland: GEEN EXCUSES voor 'alzheimermaffia'.

Van Maanen noemt trouwens niet alleen de alzheimermaffia, maar verwijst ook naar de kanker- en cholesterolmaffia. Hij had de Hersenstichting er wel even bij mogen noemen. Allemaal clubjes die geld inzamelen voor het goede doel en zichzelf daarbij niet te kort doen. *

En dan ook nog eens ............ dierproeven financieren!

***

• Schoof verdiende 114.216 euro bij een 36-urige werkweek.(2010)
.

zondag 3 juni 2012

Alzheimermaffia

Op 19 mei schreef Hans van Maanen in zijn column in de Volkskrant over dementie. Hij bekritiseerde de oproep van Gea Broekema (foto), directeur van Alzheimer Nederland, om snel belastinggeld vrij te maken voor een ‘Deltaplan Dementie‘: “Het is vijf voor twaalf, we moeten het Deltaplan klaar hebben voor de dijken doorbreken”.
Volgens recent Rotterdams onderzoek valt het echter allemaal nog wel mee. De afgelopen tien jaar is het aantal nieuwe gevallen in Rotterdam met een kwart afgenomen. Een mogelijke verklaring voor de afname zou kunnen zijn dat demente bejaarden opgroeiden in een tijd dat roken, drinken en vet eten nog niet als ongezond gezien werden. Met als gevolg dat longkanker en hart- en vaatziekten alletwee volksvijand nummer een werden. Dementie hangt samen met vaatschade in de hersenen. Doordat we gezonder zijn gaan leven verwacht Van Maanen dat dementie in omvang zal afnemen.

De grap is dat hij niet alleen spreekt over de kanker- en cholesterolmaffia, maar ook van de Alzheimermaffia. In kapitale letters is zijn eindoordeel: ‘BUIG NIET VOOR DE ALZHEIMERMAFFIA.’

Dit schoot Gea Broekema in het verkeerde keelgat en zij eist excuses van de Volkskrant. Maar daar heeft zij niet op te rekenen. Boven haar artikel hierover zet de ombudsvrouw van die krant in vette letters: Geen excuses voor ‘alzheimermaffia’. Daar kan Alzheimer Nederland het mee doen. Evenals de Hersenstichting, Hartstichting en anderen die het natuurlijk helemaal met Broekema eens zijn.

Je wordt ziek van die ‘goede doelen’. Voortdurend zijn ze bezig met het inzamelen van geld – geen middel wordt daartoe geschuwd. Zichzelf vergeten ze daarbij uiteraard niet. En wat overblijft wordt dan nog eens besteed aan dierproeven…

***

Gea Broekema (55) is sinds 2007 algemeen directeur van Alzheimer Nederland. Daarvoor was zij - zes jaar lang - hoofd marketing en fondsenwerving bij KWF Kankerbestrijding.

zaterdag 2 juni 2012

Is dementia incidence declining?


Is dementia incidence declining? Trends in dementia incidence since 1990 in the Rotterdam Study

Abstract

Objective: To investigate whether dementia incidence has changed over the last 2 decades.

Methods: We compared dementia incidence in 2 independent subcohorts of persons aged 60–90 years from the Rotterdam Study, a population-based cohort study.

The first subcohort started in 1990 (n = 5,727), the second in 2000 (n = 1,769). Participants were dementia-free at baseline and followed for at maximum 5 years.

We calculated age-adjusted dementia incidence rates for the 2 subcohorts in total, in 10-year age strata, and for men and women separately.

We also compared mortality rates, differences in prevalence of vascular risk factors, and medication use.

Finally, we compared brain volumes and the extent of cerebral small vessel disease in participants who underwent brain imaging 5 years after the baseline examinations.

Results: In the 1990 subcohort (25,696 person-years), 286 persons developed dementia, and in the 2000 subcohort (8,384 person-years), 49 persons.

Age-adjusted dementia incidence rates were consistently, yet nonsignificantly, lower in the 2000 subcohort in all strata, reaching borderline significance in the overall analysis (incidence rate ratio 0.75, 95% confidence interval [CI] 0.56–1.02).

Mortality rates were also lower in the 2000 subcohort (rate ratio 0.63, 95% CI 0.52–0.77).

The prevalence of hypertension and obesity significantly increased between 1990 and 2000. This was paralleled by a strong increase in use of antithrombotics and lipid-lowering drugs.

Participants in 2005–2006 had larger total brain volumes (p < 0.001) and less cerebral small vessel disease (although nonsignificant in men) than participants in 1995–1996.

Conclusions: Although the differences in dementia incidence were nonsignificant, our study suggests that dementia incidence has decreased between 1990 and 2005.

***