Mensen die dierproeven doen, hebben doorgaans nog wel enig
schaamtegevoel. Compassie kennen ze niet.
Dat schaamtegevoel uit zich in de manier waarop over proefdieren
en dierproeven gesproken wordt. Die is namelijk leugenachtig. Zit vol halve
waarheden en eufemismen. Het dient ertoe de argeloze burger zoveel mogelijk
zand in de ogen te strooien. Je mag er gerust van uitgaan dat het lijden van
proefdieren vele malen groter en ernstiger is dan naar buiten toe gecommuniceerd
wordt.
Een voorbeeld: ‘welzijn van proefdieren’. Dit is een
gebruikelijke term. Bijvoorbeeld in de zin van ‘verbetering’ van dit welzijn.
Het bekt makkelijk en het sust het geweten. Maar wie zich goed realiseert wat
een proefdier is, hoe het leeft – opgesloten - en lijdt – op velerlei wijzen
gekweld – en als beloning afgemaakt wordt, bijv. door verstikking, die begrijpt
dat van ‘welzijn’ geen sprake is. Dat dat taalgebruik een leugen is. Men kan
uitsluitend correct spreken over: het lijden van proefdieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten