Respect voor dieren

maandag 26 oktober 2015

Advies Dierproevenbeleid (blogtekst 1)

'Aan het begin van deze maand ontving ik het persbericht van de Universiteit van Maastricht dat daar niet langer honden zullen worden gebruikt in het wetenschappelijk onderzoek. Ook meldt het persbericht dat het wetenschappelijk onderzoek met andere proefdieren ongewijzigd wordt voortgezet. De onderbouwing van dit besluit was niet gebaseerd op de kwaliteit, wetenschappelijke haalbaarheid en praktische toepassingen van het onderzoek, want dat stond buiten kijf. De Instantie voor Dierenwelzijn (IvD), de Dierexperimenten Commissie (DEC) en een onafhankelijke evaluatie commissie waren unaniem van oordeel dat het gewraakte onderzoek naar verbeteringen van pacemakers in alle opzichten solide was. De reden voor het besluit om niet langer door te gaan met hondenproeven (die in belangrijke mate zouden bijdragen aan de kwaliteit van leven van hartpatiënten) bleek de sociale druk te zijn vanuit de Nederlandse samenleving.

Sterker nog, de dierverzorgers voelden zich bedreigd wanneer zij de honden vanuit de dierverblijven naar een speciale ‘speelweide’ brachten voor hun dagelijkse uitje.  Dus voor alle duidelijkheid: het besluit was genomen vanwege de maatschappelijke druk. Die druk zou er wellicht niet zijn geweest wanneer het om andere proefdieren dan honden gaat want daar gaat Maastricht gewoon mee door. Ik vraag me dan af als die honden nu eens geen knuffelhonden zouden zijn geweest (want dat zijn Labradors bij uitstek) maar bijvoorbeeld Rottweilers of pitbulls, zou er dan ook zoveel afkeuring zijn geweest?

Voor mij was de Maastrichtse kwestie opnieuw een leermoment, een bewustwording dat biomedische wetenschap niet in een glazen huis verkeert maar een maatschappelijk draagvlak nodig heeft. Het is mijn stellige overtuiging dat dit draagvlak pas ontstaat als het onderzoeksveld volledige transparantie nastreeft. En dan bedoel ik niet een minutieuze uiteenzetting van de wetenschappelijke details van het onderzoek, maar veel meer een antwoord op vragen als: wat denk ik te kunnen bereiken met het onderzoek en waarom is dat van belang? Wat zijn de sterke kanten en waar zitten de onzekerheden? Hebben anderen dit onderzoek al gedaan, of gaan wij door waar anderen ophielden? Had ik mijn doel ook kunnen bereiken met andere, minder aaibare hondensoorten of andere diersoorten, of zelfs geheel of gedeeltelijk zonder proefdieren? Is er een maatschappelijk draagvlak voor mijn onderzoek? En zo kan ik me nog meer vragen voorstellen.

In een vorig leven had ik het voorrecht om de wetenschappelijke organisatie van de Europese Voedselveiligheidsauthoriteit (EFSA) te mogen opbouwen met als doelstelling het vertrouwen te winnen van de Europese burgers in de wetenschappelijke opinies die EFSA uit zou gaan brengen. Daar heb ik geleerd dat ‘vertrouwen’ niet te winnen is, maar dat het wordt gegeven wanneer openheid en eerlijkheid de basis vormen van je werkzaamheden. Praat met en luister naar alle partijen, zonder uitzondering. En dat is wat ik versta onder ‘transparantie’ en dat is wat het NCad ook nastreeft.'

Herman Koëter, voorzitter van Nationaal Comité Advies Dierproevenbeleid



---------------------------------------------------
Commentaar

Voor mij was de Maastrichtse kwestie opnieuw een leermoment, een bewustwording dat biomedische wetenschap niet in een glazen huis verkeert maar een maatschappelijk draagvlak nodig heeft."

Maar Herman Koëter vergist zich. De fout ligt bij hemzelf en zijn collega's. Proeven op levende wezens die geen toestemming kunnen geven, zijn immoreel. Het onderscheid tussen mens en dier is slechts een taalkwestie, waardoor men zich niet moet laten misleiden.

Koëter heeft wel gelijk dat geen openheid omtrent dierproeven betracht wordt. Dat is niet vreemd: het bevestigt eerder het vermoeden dat het nog veel erger is dan men denkt.
Ook mensen die dierproeven (laten) doen hebben nog iets van een geweten. En dus gevoel van schaamte.

Men moet zich verheugen dat er een maatschappelijk draagvlak is dat gericht is TEGEN het doen van dierproeven.
Dat we nog niet zo gedegenereerd zijn dat martelen en doden gezien worden als "noodzakelijk kwaad". 
Beschaving is maar een heel dun laagje. Dat zou uit alle macht beschermd en versterkt dienen te worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten