Respect voor dieren

donderdag 25 oktober 2012

Griepen over de griepprik (II)

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector civiel recht
Vonnis van 26 september 2012

in de zaak van

1.  DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VWS, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)
gevestigd te Den Haag,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie, 

2.  ROELAND ARNOLD COUTINHO,
wonende te Nigtevecht,
eisers in conventie,
advocaat mr. drs. S.M. Kingma te Den Haag,

tegen

HANS VAN DER LINDE,
wonende te Burgh-Haamstede,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie jegens de staat,
advocaat mr. A.C. van der Bent te Rotterdam.

Partijen worden hierna aangeduid als “de staat”, Coutinho en als “eisers” voor de staat en Coutinho gezamenlijk en als Van der Linde.

4.  De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.  Eisers leggen ter toetsing voor de uitlatingen van Van der Linde tijdens de radio-uitzending en de televisie-uitzending op 26 oktober 2011. De inhoud van het interview in dagblad Trouw blijft bij de beoordeling buiten beschouwing, ook al omdat het een niet door Van der Linde geautoriseerde weergave van een interview is.

Gelet op de ingestelde vorderingen zal de rechtbank allèèn de uitlatingen van Van der Linden beoordelen.

Hoewel partijen ruime aandacht besteden aan de vraag wie in de discussie over de griepprik en andere landelijke vaccinatieprogramma’s gelijk heeft, valt dat debat buiten de beoordeling door de rechtbank.

De discussie speelt wel een rol bij de algehele beoordeling van het geschil. De uitlatingen van Van der Linde staan kennelijk niet op zich, maar zijn gedaan in de bredere context van de discussie tussen de voor- en tegenstanders van vaccinatieprogramma’s, met name -  maar niet alleen - de griepprik.
De directe aanleiding voor de interviews was een artikel in “Geneesmiddelenbulletin” van oktober 2011, nummer 10. In dit artikel werd de conclusie getrokken dat:

er geen valide bewijs is uit gerandomiseerd onderzoek of meta-analysen daarvan, dat de jaarlijkse influenzavaccinatie bij ouderen en risicopatiënten werkzaam en effectief is, en dat de noodzaak bestaat de indicaties voor influenzavaccinatie beter te funderen.

4.2.  De uitlating van Van der Linde over de financiering van het aidsonderzoek dat Coutinho destijds heeft gedaan, is niet juist. Van der Linde heeft dat ook erkend. De onjuistheid van die mededeling is op zich niet onrechtmatig ten opzichte van Coutinho. Zijn eer en goede naam worden er niet door aangetast. Een onderzoek mag worden gefinancierd door een derde, dat is niet negatief.
De uitlating over de financiering van het aidsonderzoek staat echter niet op zich. Van der Linde zegt dat als opmaat naar de stelling dat Coutinho er een groot belang bij heeft de relatie met de industrie goed te houden, om vervolgens te concluderen dat er een belangenverstrengeling is.
Het verweer van Van der Linde dat “belangenverstrengeling” een neutrale term is in de wetenschappelijke wereld gaat niet op. Hij wist dat hij zijn uitlatingen niet deed in een wetenschappelijke context, maar voor radio- respectievelijk televisiepubliek. Voor dit publiek heeft de uitdrukking een negatieve klank.
Van der Linde heeft de genoemde belangenverstrengeling niet kunnen onderbouwen. Hij heeft Coutinho dus ten onrechte in verband gebracht met een belangenverstrengeling. Dit kan, afhankelijk van de verdere context waarin Van der Linde dit heeft gezegd, onrechtmatig zijn ten opzichte van Coutinho.
De rechtbank zal daarom hierna de uitlatingen van Van der Linde beoordelen in de context waarin deze zijn gedaan.

4.3.  De uitlatingen van Van der Linde die in deze procedure onderwerp van geschil zijn, worden niet in hun samenhang beoordeeld. Het programma “Avondspits” is een radioprogramma, het programma “De Moraalridders” is een televisieprogramma. Tussen beide programma’s bestaat geen verband niet vanuit de programmakant en niet vanuit de luisteraar/kijker. Deze programma’s hebben dus geen elkaar versterkend effect. Eveneens moet buiten de beoordeling blijven wat verder in de media nog over dit geschil is geschreven omdat Van der Linde daar geen invloed op heeft.

4.4.  De radio-uitzending had als stelling: “De griepprik helpt alleen de pillenindustrie”. Naast deze uitdagende stelling is van belang dat de opponent van Van der Linde in dezelfde uitzending, de arts Van Essen, eerder had beweerd, dat degenen die de overheid adviseren, dat doen vanuit de eigen kennis en eigen verantwoordelijkheid, omdat zij vinden dat de overheid goed advies moet krijgen.
Van der Linde reageert daarop. Hij zegt dat daar wel wat op af te dingen valt, waarna de gewraakte eerder geciteerde passages volgen.

Naar het oordeel van de rechtbank valt uit een en ander niet meer op te maken dan dat de ene spreker, Van Essen, zegt dat alles bij de advisering van de overheid geheel neutraal verloopt, terwijl de andere spreker, Van der Linde, daar vraagtekens bij zet.

Hierbij is van belang dat er sprake is van een publiek debat over het nut van de griepprik en dat kritiek wordt geleverd op de overheid (RIVM) en een bij die overheid werkzame persoon (Coutinho). De grenzen van de wijze waarop de kritiek mag worden verwoord, zijn in zo’n geval ruimer dan wanneer het een privé persoon betreft.
Van der Linde deed zijn uitlatingen in een context van de tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van de griepprik. Gezien die context en gezien wat hiervoor werd overwogen ten aanzien van kritiek op de overheid, heeft Van der Linde de grenzen van het betamelijke niet overschreden.

4.5.  Het programma “de Moraalridders”, dat ook op 26 oktober 2011 werd uitgezonden, had ook de griepprik als onderwerp. Van der Linde verwijst in dat op de televisie uitgezonden interview, naar het ‘Geneesmiddelenbulletin’ waarin wordt gesteld dat niet is aangetoond dat de griepprik werkt. Hij stelt dat 3,5 miljoen mensen in Nederland een zinloze griepprik krijgen. Vervolgens gaat het interview over belangen.
Na de onjuiste mededeling over de financiering van het aidsonderzoek van Coutinho, stelt Van der Linde dat Coutinho nu als RIVM zakelijk grote belangen heeft en dat voor zijn toekomst een profijtelijke relatie met de industrie belangrijk is. In deze mededeling ligt de suggestie van persoonlijk voordeel, welke suggestie Van der Linde niet kan waarmaken. Hij vervolgt echter met mededeling dat “het mensen zijn die terdege rekening houden met hoe een farmaceutische industrie aankijkt tegen hun uitlatingen”. De vraag of Coutinho niet integer is, wordt door Van der Linde met “nee” beantwoord. Daarmee neemt hij de eerdere suggestie dat Coutinho persoonlijk voordeel heeft, weer terug. 

Het vervolg van dit interview houdt niet meer in dan dat Van der Linde vindt dat het RIVM niet kritisch genoeg staat ten opzichte van de farmaceutische industrie die belangen heeft bij de vaccinatie. Hij noemt dat belangenverstrengeling. Dat is een opvatting van hem die hij naar voren mag brengen en waarvoor geldt wat reeds onder 4.4. is overwogen ten aanzien van kritiek op de overheid. Daarbij heeft hij de grens van wat geoorloofd is niet overschreden, met name niet omdat hij afstand neemt van de suggestie van de interviewer dat Coutinho niet integer zou zijn.

4.6.  De vorderingen van eisers zullen dus worden afgewezen. Zij zullen worden veroordeeld in de proceskosten van Van der Linde.
De rechtbank zal de staat niet veroordelen in de werkelijke proceskosten, zoals Van der Linde die in reconventie vordert. De rechtbank verwerpt de stelling van Van der Linde dat de staat heeft gehandeld in strijd met art. 10 EVRM. De staat mag uitlatingen van derden die hij kwetsend vindt naar zijn organen of medewerkers, ter toetsing aan de rechter voorleggen. Daarin schuilt geen beperking van de vrijheid van meningsuiting. Alleen wanneer de staat voortdurend, zonder voldoende reden, langdurige procedures voert tegen een burger, zou daarin een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting kunnen worden gezien. De burger kan dan feitelijk monddood worden gemaakt. Daarvan is hier geen sprake. Een werknemer van de staat, Coutinho, en diens werkgever (RIVM) leggen eenmalig uitlatingen van Van der Linde ter toetsing voor aan een rechter. Daarmee wordt de vrijheid van meningsuiting van Van der Linde niet geschonden.
Ook de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.

4.7.  Eisers zullen in conventie worden veroordeeld in de proceskosten van Van der Linde. Deze kosten worden begroot op:

Van der Linde zal worden veroordeeld in de proceskosten van de staat in reconventie. Deze kosten worden begroot op:

5.  De beslissing
De rechtbank

In conventie:

wijst de vorderingen af;

veroordeelt eisers gezamenlijk in de proceskosten aan de zijde van Van der Linde gevallen zijnde € 1.616,00 en bepaalt dat eisers hierover wettelijke rente verschuldigd zijn indien niet binnen veertien dagen na heden deze kosten zijn voldaan;

in reconventie

wijst de vorderingen af;

veroordeelt Van der Linde in de proceskosten aan de zijde van de staat gevallen zijnde € 678,00;

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2012.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten