Respect voor dieren

dinsdag 14 oktober 2014

Lichaamstemperatuur

.De normale lichaamstemperatuur varieert tussen diersoorten. Bijna alle diersoorten (ongewervelden, vissen en amfibieën) hebben nagenoeg dezelfde lichaamstemperatuur als hun omgeving. Zij zijn poikilotherm evenals de reptielen, die echter wel hun lichaamstemperatuur kunnen beïnvloeden door warme of koele plekken op te zoeken. 
.
De meeste zoogdieren en vogels zijn homoiotherm: hun lichaamstemperatuur ligt normaal gesproken boven die van de omgevingstemperatuur, wordt gereguleerd door fysiologische mechanismen (zie verder). Er zijn dus warmbloedige dieren, die zijn in staat zelf hun temperatuur in stand te houden, en koudbloedige, die daarvoor afhankelijk zijn van de omgeving. Een constante lichaamstemperatuur draagt bij aan de homeostase, het streven naar een constant inwendig milieu.
 .
Honden (38-39 °C), katten (38,5-39 °C) en vogels (huismus: 41 °C) hebben over het algemeen een hogere normale temperatuur dan mensen. 
 .
De belangrijkste functie van ons thermoregulatiesysteem bestaat erin de lichaamstemperatuur rond 37°C te handhaven. De thermoreceptoren bevinden zich in de hypothalamus en het bovenste gedeelte van het ruggenmerg. Zij registreren de actuele temperatuur en spelen de waarde door naar het controlecentrum, eveneens in de hypothalamus gelokaliseerd. Het controlecentrum ontvangt ook gegevens van de koude- en warmtereceptoren van de huid. Deze receptoren zijn waarschijnlijk vrije zenuwuiteinden en zijn minder dicht dan bijvoorbeeld gevoelsreceptoren.
De koudereceptoren bevinden zich in de opperhuid terwijl de warmtereceptoren in de lederhuid terug te vinden zijn. Koudereceptoren zijn vooral actief tussen 17-36°C, warmtereceptoren tussen 40 en 47°C. Door een combinatie van beide is er een goede registratie in een ruim temperatuurbereik. Scheikundige stoffen kunnen thermoreceptoren activeren. Menthol activeert koudereceptoren, terwijl intraveneus geïnjecteerd Ca++ een warmtegevoel induceert.
 .
Het controlecentrum reageert gepast op al deze waarnemingen. Zware lichaamsinspanningen leiden tot meer warmteproductie (intenser oxidatie).
Het sympathisch systeem is geactiveerd, en meteen ook de zweetsecretie en de doorbloeding van de huid. Bij koude treedt het omgekeerde op: in plaats van warmte-evacuatie krijgen we warmteproductie (spiertonus stijgt, bibberen) en warmteverlies via de huid wordt beperkt (perifere vasoconstrictie).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten