.Afgelopen vrijdag op 18 december bestond de CCD precies één jaar. Wij, de
leden van de CCD en de medewerkers van het ondersteunend bureau, kijken terug
op een bewogen en inspannend jaar. De CCD is dit jaar zestien keer
bijeengekomen. En er zijn verschillende grotere en kleinere bijeenkomsten
geweest met het veld, de vergunninghouders en de voorzitters van de
Dierexperimentencommissies (DEC’s). Ook zijn er verschillende
werkgroepen actief geweest om de CCD te helpen de kaders verder te verfijnen.
En dat is nodig, want pas door met de nieuwe wetgeving aan de gang te gaan
ervaren we hoe lastig het is om tot een goede invulling van de wet te komen.
De rollen van de betrokken partijen bij de vergunningverlening voor onderzoek
met proefdieren zijn vernieuwd en soms ingrijpend veranderd, bijvoorbeeld de
rol van de proefdierdeskundigen en de DEC’s. De gewijzigde wetgeving
stelde ons voor uitdagingen. Van decentrale toetsing zijn we in het
dierproevenveld naar centrale vergunningverlening gegaan. En dat in een
tijdsgewricht dat elders een omgekeerde operatie werd uitgevoerd, bijvoorbeeld
in de thuis- en jeugdzorg waar juist is gekozen voor decentralisatie. Met een
korte voorbereidingstijd- de CCD is in het najaar van 2014 gevormd en kon pas
in december vorig jaar echt aan de slag- is een grote stelselwijziging
doorgevoerd.
Voor alle betrokkenen in het veld is er veel veranderd. Ook de CCD en het
ondersteunend bureau hebben haar werkwijze steeds verder ontwikkeld en
verfijnd. Het is onvermijdelijk dat zo’n stelselwijziging met veel discussie en
kritiek gepaard gaat, want de belangen zijn groot. Soms was die kritiek gericht
op de beslissingen van de CCD, waar die afweek van de adviezen van de DEC’s.
Soms op de administratieve processen en op de afhandeling van de aanvragen.
Voor de medewerkers van het bureau wil ik in dezen een lans breken. Want
als geen ander weet ik hoe hard er binnen het ondersteunend bureau
gewerkt is om de CCD maximaal te ondersteunen en om de aanvragen te
doorgronden en zo nodig nadere informatie te verzamelen. Hierdoor kregen wij
als CCD goed onderbouwde analyses van aanvragen en DEC-adviezen.
Voor het veld is het wennen aan deze nieuwe manier van werken. Maar het
is wel nodig gebleken om de besluiten ook maatschappelijk te kunnen
verantwoorden.
.
.
Al met al ben ik als voorzitter van de CCD tevreden over waar we binnen een
jaar gekomen zijn. Het nieuwe stelsel staat, maar er zijn zeker ook nog
verbeteringen mogelijk en nodig. Voor komend jaar ligt de opgave om de toetsing
door CCD en DEC’s verder op een lijn te krijgen en om de totale doorlooptijd
van de aanvraag te verkorten. Dit vergt op alle fronten nog veel inspanningen.
Ook met de contract research organisaties zijn we volop in gesprek en hopen we
op korte termijn tot oplossingen te komen voor de door hen ervaren problemen.
Met de staatssecretaris EZ is dan ook afgesproken dat we 2016, evenals 2015,
nog beschouwen als opstartjaar. Hij is dan ook bereid om in 2016 nog een flink
deel van de kosten van de CCD voor zijn rekening te blijven nemen. Dit neemt
niet weg dat de CCD zich genoodzaakt voelt om de tarieven voor 2016 bij
te stellen omdat deze voor wat betreft het retribueerbare deel vanaf 2017
volledig kostendekkend moeten zijn. Het is het afgelopen jaar ook
gebleken dat de aard, omvang en complexiteit van de aanvragen zeer uiteen
loopt. Dat betekent dat er gemiddeld genomen meer tijd nodig is voor de
behandeling door de CCD. Om rekening te houden met die variatie in complexiteit
en omvang van aanvragen heeft de CCD er ook voor gekozen om de tariefstructuur
meer te differentiëren.
Afgelopen vrijdag heb ik ook een aantal dilemma’s waar de CCD tegenaan is
gelopen bij haar werk onder de aandacht van de nieuwe staatssecretaris
gebracht. Ik hoop dat zijn reactie ook behulpzaam is bij het verder koers
bepalen van de CCD.
Ik verwacht dat wij in het komend jaar de nog nodige slagen kunnen maken,
zodat we over een paar jaar terugkijkend kunnen zeggen: “Het was een lastige
startperiode, maar het stelsel heeft zich zo ontwikkeld dat er weinig
maatschappelijke discussie meer is of het proefdierengebruik in Nederland
verantwoord is.”
Ik wens u allen een goede feestdagen en een goed 2016 toe!
-
-
Ludo Hellebrekers (voorzitter)
***
Commentaar
De voorzitter besluit bovenstaande tekst met de vrome wens dat het stelsel
zich zo ontwikkelt dat er weinig maatschappelijke discussie meer is of het
proefdiergebruik in Nederland verantwoord is.
Zie ik het goed, dan is ‘projectvergunning’ echter niet veel meer dan een vereenvoudiging van het stelsel. Niet tot stand gekomen op verzoek van organisaties die proefdieren vertegenwoordigen. Integendeel, het belang ervan ligt evident bij onderzoekers die zoveel mogelijk hun handen vrij willen hebben.
De veranderingen ten opzichte van de oude Wet op Dierproeven zijn m.i. voornamelijk cosmetisch.
-De proefdierdeskundige, cf. art.12 onder de oude wet, is gefacelift tot “Instantie voor Dierenwelzijn.”
-Alleen in uitzonderlijke gevallen kijkt de CCD terug naar de uitkomsten van de proeven. M.a.w. er is nog steeds geen sprake van een lerende organisatie.
-De gênante terminologie is hetzelfde gebleven, bijv. het gebruik van ‘welzijn’, als het over proefdieren gaat. Contradictio in terminis. Of, nog erger: ‘ongerief’, wat ook staat voor ondraaglijk lijden.
-De naam van de aanvrager wordt alweer geheimgehouden. Waartoe?
-Wat heb ik aan een niet-technische samenvatting als ik meer details wil weten?
Zie ik het goed, dan is ‘projectvergunning’ echter niet veel meer dan een vereenvoudiging van het stelsel. Niet tot stand gekomen op verzoek van organisaties die proefdieren vertegenwoordigen. Integendeel, het belang ervan ligt evident bij onderzoekers die zoveel mogelijk hun handen vrij willen hebben.
De veranderingen ten opzichte van de oude Wet op Dierproeven zijn m.i. voornamelijk cosmetisch.
-De proefdierdeskundige, cf. art.12 onder de oude wet, is gefacelift tot “Instantie voor Dierenwelzijn.”
-Alleen in uitzonderlijke gevallen kijkt de CCD terug naar de uitkomsten van de proeven. M.a.w. er is nog steeds geen sprake van een lerende organisatie.
-De gênante terminologie is hetzelfde gebleven, bijv. het gebruik van ‘welzijn’, als het over proefdieren gaat. Contradictio in terminis. Of, nog erger: ‘ongerief’, wat ook staat voor ondraaglijk lijden.
-De naam van de aanvrager wordt alweer geheimgehouden. Waartoe?
-Wat heb ik aan een niet-technische samenvatting als ik meer details wil weten?
De rituele verwijzing naar de 3 V’s is de wetgever dierbaar; ze dateert dan
ook pas van 1959 (Russell & Burch). Zelf zie ik ze meer als de 3 D’s :
dierproeven, drogredenen en dooddoeners.
Overduidelijk blijkt dit bij de vraagstelling door de CCD over vervanging (par. 4.1.): “Geef aan (...) waarom proefdiervrije alternatieven niet gebruikt kunnen worden.”
Daarop kan ik nu al het antwoord geven: “Omdat die er niet zijn.”
De vraag had bijv. moeten luiden: “Wat heeft u gedaan om een alternatief te ontwikkelen?” De ter zake kundige aanvrager mag immers geacht worden daartoe bij uitstek geschikt te zijn. Zonder aandrang in die richting is vervanging een illusie.
De essentie van dit alles is de vraag of minder advieswerk ook leidt tot minder dierproeven. Want dat is toch het enige dat werkelijk telt. Voorlopig ziet het daar allesbehalve naar uit. (Zo doende 2014)
Vergis u niet s.v.p.: dierproeven zijn, maatschappelijk gesproken, nimmer een rustig bezit. Niet zolang er fatsoenlijke mensen zijn.
Overduidelijk blijkt dit bij de vraagstelling door de CCD over vervanging (par. 4.1.): “Geef aan (...) waarom proefdiervrije alternatieven niet gebruikt kunnen worden.”
Daarop kan ik nu al het antwoord geven: “Omdat die er niet zijn.”
De vraag had bijv. moeten luiden: “Wat heeft u gedaan om een alternatief te ontwikkelen?” De ter zake kundige aanvrager mag immers geacht worden daartoe bij uitstek geschikt te zijn. Zonder aandrang in die richting is vervanging een illusie.
De essentie van dit alles is de vraag of minder advieswerk ook leidt tot minder dierproeven. Want dat is toch het enige dat werkelijk telt. Voorlopig ziet het daar allesbehalve naar uit. (Zo doende 2014)
Vergis u niet s.v.p.: dierproeven zijn, maatschappelijk gesproken, nimmer een rustig bezit. Niet zolang er fatsoenlijke mensen zijn.
Brigitte Bardot rekent dierproefnemers tot de ongunstigste individuen van de samenleving.
BeantwoordenVerwijderen