In de Europese
Unie zijn dierproeven voor cosmetica verboden. Sinds maart 2013 is het in
Europa ook verboden om cosmetische producten in de handel te brengen waarvoor
buiten de EU dierproeven hebben plaatsgevonden. In de EU vinden worden er
echter nog altijd dierproeven uitgevoerd voor de productie van
schoonmaakmiddelen. GAIA dringt erop aan dat dit soort dierproeven eveneens
wordt verboden in alle Europese lidstaten, aangezien ze onnodig veel dierenleed
met zich meebrengen. In ons land vinden zulke proeven trouwens niet plaats,
maar een Europees verbod zou ook hier de deur definitief sluiten.
2. Het aantal proefdieren terugschroeven
Er is volgens
GAIA een duidelijke strategie nodig om het aantal proefdieren terug te dringen,
door jaarlijkse streefcijfers voorop te stellen. Bijvoorbeeld: elk jaar 5%
minder labodieren.
a) Benadering volgens vakgebied.
Hoe? Het aantal dieren dat voor proeven wordt gebruikt structureel terugdringen in bepaalde vakgebieden, zoals toxicologische tests in het kader van de zoektocht naar nieuwe geneesmiddelen. Dat zijn meestal zeer pijnlijke proeven waarbij dieren vergiftigd worden.
Hoe? Het aantal dieren dat voor proeven wordt gebruikt structureel terugdringen in bepaalde vakgebieden, zoals toxicologische tests in het kader van de zoektocht naar nieuwe geneesmiddelen. Dat zijn meestal zeer pijnlijke proeven waarbij dieren vergiftigd worden.
b) Benadering volgens soort.
Hoe? Het terugdringen en uiteindelijk helemaal stopzetten van proeven op bepaalde diersoorten: primaten, honden en katten. Deze benadering zal niet de grootste vermindering van het aantal labodieren met zich meebrengen, maar komt wel tegemoet aan de wens van de overgrote meerderheid van de Belgische bevolking. Heel wat Belgen zijn principieel gekant tegen proeven op primaten, honden en katten. Dit soort proeven verminderen en op termijn niet meer toelaten zou dus een bijzonder positief en progressief signaal zijn.
Hoe? Het terugdringen en uiteindelijk helemaal stopzetten van proeven op bepaalde diersoorten: primaten, honden en katten. Deze benadering zal niet de grootste vermindering van het aantal labodieren met zich meebrengen, maar komt wel tegemoet aan de wens van de overgrote meerderheid van de Belgische bevolking. Heel wat Belgen zijn principieel gekant tegen proeven op primaten, honden en katten. Dit soort proeven verminderen en op termijn niet meer toelaten zou dus een bijzonder positief en progressief signaal zijn.
Momenteel verspreidt de
Belgische FOD Volksgezondheid enkel jaarlijkse cijfers over het aantal
proefdieren dat in ons land in de verschillende laboratoria wordt gebruikt.
Deze cijfers geven echter geen enkele indicatie over de aard van de uitgevoerde
experimenten.
Het gaat louter om een
samenraapsel van cijfers die de labo’s zelf aan de FOD Volksgezondheid hebben
bezorgd. GAIA vraagt daarom dat de overheid naast de jaarlijkse cijfers over
het aantal proefdieren ook veel meer gedetailleerde gegevens verstrekt: over de
aard van de dierproeven die werden uitgevoerd, over het dierenleed dat werd veroorzaakt
en over het aantal pijnlijke proeven dat dieren zonder verdoving ondergingen.
Het Deontologisch Comité is
een tot op heden federaal orgaan dat aan de bevoegde minister aanbevelingen
verstrekt in verband met dierproeven. Er moet bijzondere aandacht uitgaan naar
de samenstelling van dat Comité. Nu hebben de meeste leden ervan te sterke
banden met labo’s die dierproeven uitvoeren. GAIA eist dat het Comité op een
evenwichtige manier worden samengesteld, door er onder meer vertegenwoordigers
van GAIA in op te nemen.
5. De oprichting van een Centrum voor Alternatieven
Al sinds 2009 legt de wet in België
een Centrum voor Alternatieven voor dierproeven op, maar de eerste steen is nog
altijd niet gelegd. In de wet van 9 juni 2009, goedgekeurd door de Belgische
overheid, staat te lezen wat het op te richten Centrum voor Alternatieven moet
doen:
het stimuleren van het
onderzoek, de ontwikkeling en de validatie van alternatieven voor dierproeven,
onder meer via betrouwbaarheids- en nuttigheidstesten.
Op papier voldoet deze wet
aan de eisen van de Europese richtlijn betreffende de bescherming van dieren
die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Maar in de praktijk
bestaat het Belgische Centrum voor Alternatieven vijf jaar nadat de wet werd
gestemd nog steeds niet, en is België zijn eigen belofte dus nog niet
nagekomen.
6. Een heffing op labodieren
Het is uiteraard van cruciaal
belang dat er een voldoende groot budget wordt uitgetrokken voor de oprichting
en de goede werking van een Belgisch Centrum voor Alternatieven.
GAIA komt op de proppen met
een gloednieuw idee: een heffing op het gebruik van labodieren. Bedrijven en
wetenschappelijke instellingen die gebruik maken van dierproeven zouden met
andere woorden een bepaalde geldsom moeten betalen per laboratoriumdier dat ze
houden en waar ze experimenten op uitvoeren. “Het principe van de ‘vervuiler’
betaalt”, verduidelijkt GAIA-voorzitter Michel Vandenbosch. “We hopen dat hen
dat aan het denken zet. Het lijkt ons niet meer dan logisch dat de
wetenschappelijke wereld een Belgisch Centrum voor Alternatieven helpt te
financieren.”
***
Commentaar
Ter gelegenheid van Wereldproefdierendag op 23 en 24 april presenteert
het Belgische GAIA, onder leiding van Michel Vandenbosch, de bovenstaande
prioriteiten om een einde te maken aan dierproeven. Ik heb ze iets anders gerangschikt
(en bekort). Kanttekening.
Bij 2. Met dit voorstel zitten we nog 20 jaar aan dierproeven
vast. M.i. onacceptabel.
Principieel onacceptabel is ook het selecteren van soorten.
Bij 3. Deze jaarlijkse rapportage heeft in Nederland de ondoorgrondelijke
naam van ‘Zo Doende’.
Ze geeft vooral enige informatie in detail over onderzoek aan
universiteiten dat met belastinggeld wordt betaald. Over proeven aan bedrijven –
dus verreweg het grootste aantal - wordt volstaan met algemene informatie. Dit is
m.i. onacceptabel. Bedrijven zouden verplicht moeten worden open kaart te spelen.
Bij 4, 5 en 6
“Vanaf 18 december 2014 bestaat het (Nederlands) Nationaal Kenniscentrum alternatieven
voor dierproeven (NKCA) niet meer. Op die datum is de herziene Wet op de
dierproeven (Wod) in werking getreden. Hiermee is de Europese richtlijn (2010
/63/EU) ‘betreffende dierproeven in wetenschappelijk onderzoek’ ingevoerd in de
nationale wetgeving in Nederland. Een belangrijk gevolg van de nieuwe wetgeving
is dat het organisatorische model voor de beoordeling van dierproeven is
gewijzigd. Nieuwe taken en bevoegdheden zijn benoemd en belegd, waarbij twee
nieuwe instanties een belangrijke rol spelen de Centrale Commissie Dierproeven
(CCD) en het Nationaal Comité dierproevenbeleid (NCad).”
Deze tekst is te vinden op: http://www.nkca.nl/
De eerste ervaringen met NCad en CCD zijn niet positief.
Instellingen die proeven doen van belastinggeld hoef je natuurlijk
geen heffing op te leggen.
---
Conclusie
Naar mijn mening zit de pijn vooral in het geld. Het ontwikkelen
van alternatieven dient enerzijds van overheidswege financieel gestimuleerd te worden,
anderzijds bij onderzoeksaanvragen verplicht gesteld te worden. Tenminste dient
aangetoond te worden welk (voor)onderzoek op dit gebied uitgevoerd is.
Er dient geen belastinggeld naar dierproeven te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten