Respect voor dieren

vrijdag 22 april 2016

Eind aan dierproeven (GAIA)

.GAIA-strategie voor minder experimenten op dieren 

1. Een verbod op dierproeven voor schoonmaakmiddelen
In de Europese Unie zijn dierproeven voor cosmetica verboden. Sinds maart 2013 is het in Europa ook verboden om cosmetische producten in de handel te brengen waarvoor buiten de EU dierproeven hebben plaatsgevonden. In de EU vinden worden er echter nog altijd dierproeven uitgevoerd voor de productie van schoonmaakmiddelen. GAIA dringt erop aan dat dit soort dierproeven eveneens wordt verboden in alle Europese lidstaten, aangezien ze onnodig veel dierenleed met zich meebrengen. In ons land vinden zulke proeven trouwens niet plaats, maar een Europees verbod zou ook hier de deur definitief sluiten.

2. Het aantal proefdieren terugschroeven
Er is volgens GAIA een duidelijke strategie nodig om het aantal proefdieren terug te dringen, door jaarlijkse streefcijfers voorop te stellen. Bijvoorbeeld: elk jaar 5% minder labodieren. 

a) Benadering volgens vakgebied.
Hoe? Het aantal dieren dat voor proeven wordt gebruikt structureel terugdringen in bepaalde vakgebieden, zoals toxicologische tests in het kader van de zoektocht naar nieuwe geneesmiddelen. Dat zijn meestal zeer pijnlijke proeven waarbij dieren vergiftigd worden.
b) Benadering volgens soort.
Hoe? Het terugdringen en uiteindelijk helemaal stopzetten van proeven op bepaalde diersoorten: primaten, honden en katten. Deze benadering zal niet de grootste vermindering van het aantal labodieren met zich meebrengen, maar komt wel tegemoet aan de wens van de overgrote meerderheid van de Belgische bevolking. Heel wat Belgen zijn principieel gekant tegen proeven op primaten, honden en katten. Dit soort proeven verminderen en op termijn niet meer toelaten zou dus een bijzonder positief en progressief signaal zijn.

3. Transparantie over dierproeven
Momenteel verspreidt de Belgische FOD Volksgezondheid enkel jaarlijkse cijfers over het aantal proefdieren dat in ons land in de verschillende laboratoria wordt gebruikt. Deze cijfers geven echter geen enkele indicatie over de aard van de uitgevoerde experimenten.
Het gaat louter om een samenraapsel van cijfers die de labo’s zelf aan de FOD Volksgezondheid hebben bezorgd. GAIA vraagt daarom dat de overheid naast de jaarlijkse cijfers over het aantal proefdieren ook veel meer gedetailleerde gegevens verstrekt: over de aard van de dierproeven die werden uitgevoerd, over het dierenleed dat werd veroorzaakt en over het aantal pijnlijke proeven dat dieren zonder verdoving ondergingen.

4. Een goed werkend Deontologisch Comité
Het Deontologisch Comité is een tot op heden federaal orgaan dat aan de bevoegde minister aanbevelingen verstrekt in verband met dierproeven. Er moet bijzondere aandacht uitgaan naar de samenstelling van dat Comité. Nu hebben de meeste leden ervan te sterke banden met labo’s die dierproeven uitvoeren. GAIA eist dat het Comité op een evenwichtige manier worden samengesteld, door er onder meer vertegenwoordigers van GAIA in op te nemen.

5. De oprichting van een Centrum voor Alternatieven
Al sinds 2009 legt de wet in België een Centrum voor Alternatieven voor dierproeven op, maar de eerste steen is nog altijd niet gelegd. In de wet van 9 juni 2009, goedgekeurd door de Belgische overheid, staat te lezen wat het op te richten Centrum voor Alternatieven moet doen:
het stimuleren van het onderzoek, de ontwikkeling en de validatie van alternatieven voor dierproeven, onder meer via betrouwbaarheids- en nuttigheidstesten.
Op papier voldoet deze wet aan de eisen van de Europese richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Maar in de praktijk bestaat het Belgische Centrum voor Alternatieven vijf jaar nadat de wet werd gestemd nog steeds niet, en is België zijn eigen belofte dus nog niet nagekomen.

6. Een heffing op labodieren
Het is uiteraard van cruciaal belang dat er een voldoende groot budget wordt uitgetrokken voor de oprichting en de goede werking van een Belgisch Centrum voor Alternatieven.
GAIA komt op de proppen met een gloednieuw idee: een heffing op het gebruik van labodieren. Bedrijven en wetenschappelijke instellingen die gebruik maken van dierproeven zouden met andere woorden een bepaalde geldsom moeten betalen per laboratoriumdier dat ze houden en waar ze experimenten op uitvoeren. “Het principe van de ‘vervuiler’ betaalt”, verduidelijkt GAIA-voorzitter Michel Vandenbosch. “We hopen dat hen dat aan het denken zet. Het lijkt ons niet meer dan logisch dat de wetenschappelijke wereld een Belgisch Centrum voor Alternatieven helpt te financieren.”

***
Commentaar

Ter gelegenheid van Wereldproefdierendag op 23 en 24 april presenteert het Belgische GAIA, onder leiding van Michel Vandenbosch, de bovenstaande prioriteiten om een einde te maken aan dierproeven. Ik heb ze iets anders gerangschikt (en bekort). Kanttekening.

Bij 2. Met dit voorstel zitten we nog 20 jaar aan dierproeven vast. M.i. onacceptabel.
Principieel onacceptabel is ook het selecteren van soorten.

Bij 3. Deze jaarlijkse rapportage heeft in Nederland de ondoorgrondelijke naam van ‘Zo Doende’.
Ze geeft vooral enige informatie in detail over onderzoek aan universiteiten dat met belastinggeld wordt betaald. Over proeven aan bedrijven – dus verreweg het grootste aantal - wordt volstaan met algemene informatie. Dit is m.i. onacceptabel. Bedrijven zouden verplicht moeten worden open kaart te spelen.

Bij 4, 5 en 6
“Vanaf 18 december 2014 bestaat het (Nederlands) Nationaal Kenniscentrum alternatieven voor dierproeven (NKCA) niet meer. Op die datum is de herziene Wet op de dierproeven (Wod) in werking getreden. Hiermee is de Europese richtlijn (2010 /63/EU) ‘betreffende dierproeven in wetenschappelijk onderzoek’ ingevoerd in de nationale wetgeving in Nederland. Een belangrijk gevolg van de nieuwe wetgeving is dat het organisatorische model voor de beoordeling van dierproeven is gewijzigd. Nieuwe taken en bevoegdheden zijn benoemd en belegd, waarbij twee nieuwe instanties een belangrijke rol spelen de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) en het Nationaal Comité dierproevenbeleid (NCad).

Deze tekst is te vinden op: http://www.nkca.nl/

De eerste ervaringen met NCad en CCD zijn niet positief.

Instellingen die proeven doen van belastinggeld hoef je natuurlijk geen heffing op te leggen.

---

Conclusie
Naar mijn mening zit de pijn vooral in het geld. Het ontwikkelen van alternatieven dient enerzijds van overheidswege financieel gestimuleerd te worden, anderzijds bij onderzoeksaanvragen verplicht gesteld te worden. Tenminste dient aangetoond te worden welk (voor)onderzoek op dit gebied uitgevoerd is.
Er dient geen belastinggeld naar dierproeven te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten