Respect voor dieren

vrijdag 18 januari 2013

Leukemie overwonnen


Kristien Hemmerechts mocht een maand lang meelopen op de derde verdieping van het Amsterdamse VUmc, Afdeling hematologie. Naakte feiten en menselijke tragiek komen er samen. De schrijfster mocht kijken, vragen stellen en de ervaring naar eigen goeddunken gebruiken. 

Zijn wij allemaal bloedbroeders – zoals de multicultuur het graag hoort – of maakt ons bloed ons uniek? Hemmerechts' roman Haar bloed stelt de vraag en hoofdrolspeler Titus Serfonteyn is overtuigd: ‘Les nummer één van het bloed. Er is eigen en er is vreemd. Er is vriend en er is vijand.'

***

En toen was Roosje ziek geworden. Ongeschikt bloed. Daarmee was het begonnen. Intussen ging het met Roos van kwaad naar erger. Soms dacht ze, en het was een vreselijke gedachte, dat het beter was geweest als Roos die blastencrisis niet had overleefd. Of als de chemokuur niet had aangeslagen. Of de stamceltransplantatie. Of als de longontsteking haar had geveld waartegen ze de hele bitterkoude decembermaand lang gevochten had. En de bloeduitstortingen en de schimmels en de nierinsufficiëntie. 
Telkens opnieuw was ze langs de rand van het ravijn gelopen zonder erin te storten. Of te vallen of te glijden. Door elke crisis had ze zich gesparteld als een kat met negen levens. Steeds gehavender kwam ze eruit. Wat er de laatste weken met haar gebeurde tartte alle verbeelding. De dood was minder erg dan dit. Ze had niet geweten dat een mens zoiets kon overkomen. 

Roos’ huid was stug als leer. En kleurde donker. Sclerodermie. Weefselverharding. En haar heupen waren door de prednison aangevreten. Dat zeiden ze er niet hij als ze de rommel voorschreven! Roos kon haar knieën niet meer buigen. En haar enkels ook niet. Ze liep met krukken en moest vaker en vaker een rolstoel gebruiken. Kanker had ze met meer. Alle slechte cellen en eiwitten waren uit haar bloed gezuiverd. Maar ze was een wrak. Een menselijk wrak.

Ze hadden haar ene kind gebruikt om het andere kapot te maken. Zij als moeder moest dat allemaal maar toestaan. Ze mocht zelfs niet zeggen dat het een ramp was. Ze moest de artsen en de verpleging dankbaar zijn, want ze deden werkelijk alles wat ze konden voor Roos’ comfort. Nu hadden ze weer iets nieuws bedacht. Lichttherapie. Fotoferese. Die maakte de T-cellen minder agressief. Beweerden ze. Hopelijk zou Roos’ huid weer wat soepeler worden. Genezen zou het niet, maar ze hadden goede hoop de graft versus host onder controle te krijgen. Dat noemden ze ‘onder controle’. Een dochter die op krukken liep, en haar knieën en enkels nauwelijks kon bewegen.

Dank u, dokter Van Dijck. Dank u zeer.

3 opmerkingen:

  1. Hadden ze dat meisje dan moeten laten sterven?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is de vraag die de moeder zich stelt: is dit het leven waard?

      Sowieso deugde de voorlichting van het ziekenhuis niet. Er worden verkeerde verwachtingen gecreëerd. "Dat zeiden ze er niet hij als ze de rommel voorschreven!"

      Overigens houdt het boek hier op; misschien treedt er nog enige verbetering op bij dergelijke patiënten.

      Verwijderen
  2. Kanker krijg je niet voor je lol. Om een rolstoelgebruiker een menselijk wrak te noemen, gaat mij te ver. Het leven is heus wel de moeite waard.

    BeantwoordenVerwijderen