Respect voor dieren

zaterdag 28 januari 2012

Apenhandel (dierproeven)

.
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/3035

uitspraak (bekort BW) van de enkelvoudige kamer van 23 december 2011 in de zaak tussen

de Stichting Anti Dierproeven Coalitie, te Amsterdam, eiseres l,
en de Stichting Een Dier een Vriend, te Den Haag, eiseres 2,
gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
R.C. Hartelust B.V., te Tilburg,
gemachtigde: mr. G.A. van der Veen.

Overwegingen
1.A.C. Hartelust B.V. (Hartelust) heeft aan de Kapelmeesterlaan 112b en 116 te Tilburg een inrichting waarin apen tijdelijk worden gehuisvest, waarna zij verder worden getransporteerd binnen Europa.
De gemachtigde van eiseressen heeft verweerder bij brief van 12 oktober 2010 verzocht handhavend op te treden tegen de inrichting van Hartelust. Op het terrein van Hartelust is bij melding van 24 maart 2010 op grond van het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) de capaciteit voor het huisvesten van apen van 720 naar 1080 apen uitgebreid. Gelet hierop wordt een dergelijk aantal apen gehouden of dreigt dit aantal gehouden te gaan worden.

De gemachtigde heeft aangegeven dat de inrichting omgevingsvergunningplichtig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarbij behorende Besluit omgevingsrecht (Bor). De inrichting is vergunningplichtig ingevolge bijlage l, onderdeel C, cat. 8.3 sub e van het Bor.

Het hierin genoemde begrip landbouwhuisdieren is niet gedefinieerd. Volgens de Van Dale is een landbouwhuisdier een dier dat om economische redenen wordt gehouden. Daarvan is hier sprake omdat het gaat om het bedrijfsmatig houden van apen als proefdieren. Verweerder moet handhavend optreden omdat een omgevingsvergunning op deze locatie niet verleend kan worden volgens de gemachtigde en er dus geen concreet zicht is op legalisatie.

Bij primair besluit van 3 december 2010 heeft verweerder het verzoek van eiseressen om handhavend op te treden afgewezen. In het Bor wordt geen definitie gegeven van landbouwhuisdieren. Wel worden deels regels met betrekking tot landbouwhuisdieren genoemd in het Besluit landbouw milieubeheer, en wordt dit in de Nota van Toelichting aangevuld. De apen voldoen niet aan deze omschrijving. Daarom is er volgens verweerder geen sprake van een vergunningplichtige inrichting en dus ook geen sprake van een overtreding.

De gemachtigde van eiseressen heeft bij brief van 13 december 2010 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op verzoek van verweerder heeft de gemachtigde van eiseressen bij brief van 5 januari 2011 de machtiging en statuten van beide eiseressen overgelegd evenals uittreksels van de Kamer van Koophandel.

De gemachtigde van Hartelust heeft bij brief van 19 januari 2011 een schriftelijke reactie gegeven op het bezwaarschrift. De gemachtigde is van mening dat nagegaan dient te worden of eiseressen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en daarmee als aanvrager van een besluit kunnen gelden. Beoordeeld zal moeten worden of eiseressen wel voldoende rechtstreeks belang hebben bij de onderhavige handhavingskwestie tegen één bepaald bedrijf.

Ingeval eiseressen ontvankelijk zijn in hun bezwaar, dan moet het bezwaar volgens de gemachtigde ongegrond worden verklaard onder bevestiging van de motivering van verweerder in het primaire besluit.
Naar aanleiding van de ontvangst van de statuten van eiseressen heeft de gemachtigde van Hartelust bij brief van 20 januari 2011 aangegeven nog meer twijfels te hebben bij de belanghebbendheid van eiseressen.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseressen niet als belanghebbenden bij het namens hen ingediende verzoek om handhaving kunnen worden aangemerkt. Volgens verweerder komt eiseres l op voor een belang dat buiten de eigen statutaire doelstelling valt en is de statutaire doelstelling van eiseres 2 te veel omvattend en onvoldoende onderscheidend. Doordat eiseressen geen belanghebbende zijn, is geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Dit heeft tot gevolg dat de afwijzing van dit handhavingsverzoek geen besluit oplevert in de zin van artikel 1:3, tweede lid van de Awb. Ten overvloede heeft verweerder opgemerkt dat Hartelust niet kan worden aangemerkt als een inrichting, niet zijnde landbouwinrichting, waar meer dan 10 landbouwhuisdieren worden gehouden. Dit maakt dat er naar het oordeel van verweerder geen sprake is van een overtreding, waardoor in het primair besluit terecht het standpunt is ingenomen dat er geen bevoegdheid tot handhavend optreden bestaat.
(…)

3. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiseressen zijn aan te merken als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel l :2, eerste en derde lid, van de Awb, is volgens vaste jurisprudentie bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

3.1. Met betrekking tot eiseres 1, de Stichting Anti Dierproeven Coalitie, overweegt de rechtbank als volgt.
De gemachtigde van eiseressen heeft aangevoerd dat eiseres 1 wel belanghebbende is.
Dat eiseres l is opgekomen voor een belang dat buiten haar statutaire doelstelling valt, wordt bestreden. Hartelust heeft een vergunning volgens artikel 11a van de Wet op de Dierproeven en de dieren worden gehouden met het doel ze te kunnen verkopen aan een onderzoeksinstelling als proefdier. Door te fokken en te handelen met apen ten behoeve van de inzet als proefdieren, levert Hartelust een bijdrage aan de aantasting van het welzijn en de rechten van deze dieren, met name in onderzoeksinstellingen. Bij Hartelust worden de dieren gehouden in gevangenschap, wat ook een aantasting van het recht en welzijn van deze dieren met zich meebrengt. Het handhavingsverzoek is erop gericht dat deze activiteiten in omvang moeten worden teruggebracht. Dat de vergunningplicht op zichzelf alleen ziet op de gevolgen voor het milieu buiten de inrichting, doet volgens de gemachtigde voor de belanghebbendheid niet ter zake.

Verweerder stelt dal de belangen die eiseres 1 behartigt, zien op het opkomen voor het welzijn en de rechten van dieren en dan met name toespitst op dieren in onderzoeksinstellingen.
Hartelust is geen onderzoeksinstelling. Hei verzoek om handhaving ziet op een activiteit die buiten de reikwijdte valt van de belangen die eiseres l behartigt. Daarnaast ziet de verzochte vergunningplicht niet op dierenwelzijnsaspecten, maar ter bescherming van de omgeving tegen de nadelige gevolgen van de inrichting. Niet kan worden gesteld dat de belangen van eiseres l rechtstreeks bij het verzoek zijn betrokken.
De rechtbank stelt vast dat in de statuten van eiseres l in artikel 2 vermeld staat:

“1 De stichting heeft ten doel:
a. het opkomen voor het welzijn en de rechten van dieren en dan met name toegespitst op het welzijn en de rechten van dieren in onderzoeksinstellingen;
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn;
c. de stichting beoogt niet het maken van winst.
2. De stichting tracht haar doet onder meer te verwezenlijken door het initiëren en uitvoeren van educatieve projecten zoals het geven van lezingen, het verspreiden van informatiemateriaal en via vreedzame protesten die vallen binnen de wettelijke kaders. “

Eiseres l heeft aangegeven de volgende activiteiten ten behoeve van haar doelstelling te verrichten:
- In 2010 het hele jaar actie gevoerd voor de rechten van proefdieren. Eiseres richt zich op de dieren die gebruikt worden in dierproeven, voor alle doeleinden, in dierproeflaboratoria.
Doel is dat er een einde komt aan alle dierproeven.
- In Nederland en België voeren van vreedzame, legale acties tegen proefdierlaboratoria en hun opdrachtgevers.
- Het draaien van wekelijkse informatiestands in Nederland en België, waarbij het winkelend publiek wordt geïnformeerd over dierproeven en wordt gevraagd een petitie te tekenen. Met een burgerinitiatief, verbod op experimenten op honden en katten, een motie indienen bij de Nederlandse regering. In september 2010 een nieuwe petitie gestart met betrekking tot apenexperimenten.
- Het voeren van ludieke acties, demonstraties tot het aanschrijven en contact leggen met politieke partijen. In België hiertoe de basis gelegd voor twee wetsvoorstellen.
- Elk jaar een grote protestmars tegen dierproeven, waarbij 250 tot 300 mensen meelopen. In 2010 heeft dit tweemaal plaatsgevonden. Op 24 april 2010 in België tegen de universiteit van Leuven. Op 11 december 2010 liepen honderden dierenvrienden mee in een protestmars tegen Hartelust.

De rechtbank is van oordeel dat de doelstelling van eiseres l ziet op dieren in onderzoeksinstellingen. Ook de feitelijke werkzaamheden van eiseres l zien op de rechten van proefdieren en het terugdringen van dierproeven. Niet in geschil is dat Hartelust geen onderzoeksinstelling is. Dat Hartelust apen levert aan onderzoeksinstellingen en dat de apen in deze instellingen als proefdier gebruikt kunnen gaan worden, maakt niet dat de apen al proefdieren zijn als zij bij Hartelust verblijven of door Hartelust worden getransporteerd. Eiseres heeft dan ook geen direct, maar een indirect belang bij het verzoek om handhaving. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres l geen belanghebbende is bij het besluit van verweerder tot afwijzing van het verzoek om handhaving. Het beroep van eiseres l dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

3.2. Met betrekking tot eiseres 2, de Stichting Een Dier een Vriend, overweegt de rechtbank als volgt.
De gemachtigde van eiseressen heeft aangevoerd dat eiseres 2 wel belanghebbende is. Dat de statutaire doelstelling van eiseres 2 onvoldoende onderscheidend werkt, wordt bestreden en vindt volgens de gemachtigde geen steun in de jurisprudentie. De gemachtigde wijst ter vergelijking naar de statutaire doelstelling van Wakker Dier en de stichting Bont voor Dieren. Veel statutaire middelen waarmee eiseres 2 haar doelstelling tracht te bereiken hebben betrekking op landbouwhuisdieren, met inbegrip van proefdieren. Hieruit blijkt dat de statutaire zorg voor dieren, om vrij van mishandeling te leven, voornamelijk betrekking heeft op de aantasting van hun welzijn en hun rechtspositie in de veehouderij, onderzoeksinstellingen en daarmee verwante bedrijven. Uit de jurisprudentie is gebleken dat de statutaire doelstelling van eiseres 2 en de andere genoemde stichtingen voldoende onderscheidend werkt om in procedures over milieu- en /of bouwvergunningen als belanghebbende aangemerkt te worden.

Verweerder stelt dat de statutaire doelstelling van eiseres 2 zowel in functioneel als in territoriaal opzicht zo veelomvattend is dat zij onvoldoende onderscheidend werkt om op grond daarvan te kunnen aannemen dat het belang van eiseres 2 rechtstreeks betrokken is bij de afwijzing van het verzoek om handhaving. De doelstellingen van de andere door de gemachtigde genoemde stichtingen zijn niet bepalend voor de belanghebbendheid van eiseres 2, maar uitsluitend haar feitelijke doelstelling zoals blijkt uit de statuten ten tijde van het bestreden besluit. Ook de feitelijke werkzaamheden van eiseres 2 bestaan deels uit het voeren van juridische procedures en de voorbereiding ervan. Ze laten niet zien dat eiseres 2 de belangen behartigt van het gebied waarop de vergunningplicht ziet.

De rechtbank stelt vast dat in de statuten van eiseres 2 onder artikel 2 vermeld staat:

"De stichting stelt zich ten doel het bevorderen van de rechten voor en van dieren om vrij van mishandeling te leven.
Zij tracht dit doel te bereiken door:
1. het bevorderen van een vegetarische, diervriendelijke voedings-  dan wel levenswijze als middel om mishandeling van dieren te voorkomen;
2. het beschermen van het milieu en het verbeteren van de volksgezondheid;
3. het bevorderen van het gebruik van producten die niet zijn gemaakt van of getest zijn op dieren;
4. het organiseren van openbare educatieve- en voorlichtingsevenementen;
5. het publiceren, verkopen of anderszins distribueren van informatiemateriaal onder het publiek, met inbegrip van de publicatie van bulletins en de verkoop van advertentieruimte om de kosten van dergelijke bulletins te financieren;
6. het verkopen van producten die niet zijn gemaakt van of getest zijn op dieren;
7. het doen verzoeken voor donaties om de activiteiten van de organisatie te ondersteunen.”

Eiseres 2 heeft aangegeven de volgende activiteiten ten behoeve van haar doelstelling te verrichten:
- Campagnes voeren om dierenleed in alle geledingen van de maatschappij te bestrijden en in de breedste zin van het woord te beschermen. De campagnes bestaan uit het informeren van het publiek, contact onderhouden op politiek vlak (lobbyen) en het inzetten van juridische middelen om te zorgen dal de wet gehandhaafd wordt.
- Op publiek gebied: Een diervriendelijke levenswijze uitdragen door middel van het verstrekken van informatie, het uitzenden van persberichten, het geven van interviews, het meewerken aan documentaires en het voeren van ludieke acties.
- Op politiek gebied: In gesprek gaan met gemeenteraadsleden, kamerleden en andere overheidsambtenaren die het beleid bepalen op nationaal, Europees en internationaal niveau. Het helpen bij het opstellen van moties en Kamervragen.
- Op juridisch gebied: Het onderzoeken van handel in dieren wereldwijd. Het bezwaar aantekenen tegen beslissingen die dieren niet ten goede komen. Juridische procedures aangaan om te zorgen dat de wet gehandhaafd blijft. Als officieel belanghebbende gehoord worden.
- zie de website http://www.edev.nl/

De rechtbank is van oordeel dat eiseres 2 wel als belanghebbende bij het genomen besluit had moeten worden aangemerkt omdat een diervriendeüjke levenswijze en de handel in dieren onderdeel uitmaakt van de statutaire doelstellingen en activiteiten van eiseres 2. Dat die doelstellingen geen territoriale begrenzing kennen, acht de rechtbank niet van doorslaggevende betekenis. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) eiseres 2 in andere vergelijkbare procedures ook als belanghebbende heeft aangemerkt. De rechtbank is niet gebleken dat de doelstelling in de statuten van eiseres 2 ten tijde van het nemen van het bestreden besluit anders luiden dan ten tijde van de genoemde procedures bij de AbRS.
De rechtbank concludeert dat verweerder eiseres 2 ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Het beroep van eiseres 2 dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4. Met het oog op finale geschilbeslechting ziet de rechtbank zich vervolgens gesteld voor de vraag of de rechtbank toepassing kan geven aan artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb, door zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In het primaire besluit, gedurende de bezwaarfase, in het bestreden besluit en gedurende de beroepsfase hebben alle betrokken partijen steeds ten overvloede hun inhoudelijke standpunten met betrekking tot de vergunningplicht van Hartelust weergegeven. Nu deze standpunten helder zijn, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien.

De gemachtigde van eiseres 2 heeft in het verzoek om handhaving gesteld dat Hartelust omgevingsvergunningplichtig is op grond van de Wabo en het Bor, en wel ingevolge bijlage 1, onderdeel C, cat. 8.3 sub e van het Bor.

Het hierin genoemde begrip landbouwhuisdieren is niet gedefinieerd. Volgens de Van Dale is een landbouwhuisdier een dier dat om economische redenen wordt gehouden. Daarvan is hier sprake omdat het gaat om het bedrijfsmatig houden van apen ten behoeve van gebruik als proefdieren. In beroep heeft de gemachtigde aangevuld dat, voor zover Hartelust niet vergunningplichtig is vanwege de voornoemde bijlage l, onderdeel C, cat. 8.3 sub e, van het Bor, Hartelust dat wel is vanwegebijlage 1, onderdeel C, cat. 8.3 sub f, van het Bor.

Verweerder stelt dat Hartelust niet vergunningplichtig is omdat apen geen landbouwhuisdieren zijn. De omstandigheid dat het begrip landbouwhuisdier niet gedefinieerd is in de Wabo en het Bor maakt volgens verweerder niet dat voor de uitleg van dit begrip aansluiting moet worden gezocht bij de gangbare definitie uit de Van Dale. Een en ander miskent het feit dat het begrip moet worden geplaatst in een groter geheel, namelijk het inrichtingenregime zoals dat ten grondslag ligt aan de Wet milieubeheer en de Wabo.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor de invulling van het begrip landbouwhuisdier moet worden teruggegrepen op hetgeen hieromtrent in de Nota van Toelichting bij het Besluit landbouwmilieubeheer is bepaald. Hieruit volgt volgens verweerder dat niet kan worden gesteld dat Hartelust kan worden aangemerkt als een inrichting, niet zijnde landbouwinrichting, waar meer dan tien landbouwhuisdieren worden gehouden. Dit maakt dat er geen sprake is van een overtreding, waardoor er voor verweerder geen bevoegdheid bestaat tot handhavend optreden.

De rechtbank stelt vast dat in de Wabo het begrip landbouwhuisdier niet nader wordt omschreven.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de AbRS voor het begrip landbouwhuisdier (zie o.a. uitspraak van 15 december 2010, LJN: BO7364) verwijst naar het Besluit landbouw milieubeheer. Het begrip landbouwhuisdier is in dit besluit niet gedefinieerd, maar in de nota van toelichting is vermeld dat landbouwhuisdieren kunnen worden omschreven als dieren die in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf (veehouderij) worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of in verband met bijvoorbeeld het berijden van dieren. Volgens de AbRS moet de toelichting zo worden uitgelegd dat sprake is van een landbouwhuisdier als het diertype in de regel voor productiedoeleinden wordt gehouden.

De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever bij de inwerkingtreding van de Wabo de uitleg van het begrip landbouwhuisdier niet heeft willen veranderen. Dat betekent dat de uitleg die de AbRS in het verleden aan dit begrip heeft gegeven, ook thans geldt. Apen worden in de regel niet voor productiedoeleinden gehouden, zodat apen geen landbouwhuisdieren zijn.

Omdat in zowel bijlage l, onderdeel C, cat. 8.3 sub e, van het Bor als in de bijlage l,onderdeel C, cat. 8.3 sub f, van het Bor het begrip landbouwhuisdier genoemd wordt, zijn deze bepalingen niet van toepassing op de inrichting Hartelust. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat geen sprake is van vergunningplicht, dat geen sprake is van een overtreding, en dat voor verweerder geen bevoegdheid bestaat tot handhavend optreden.

De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, in die zin dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard.

Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres l ongegrond;
- verklaart het beroep van eiseres 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op eiseres 2;
- verklaart het bezwaar van eiseres 2 ongegrond;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302,00 aan eiseres 2 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres 2 tot een bedrag van € 1.047,20, te betalen aan eiseres 2.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van  M.H.A. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 ***
Commentaar

0. Een onwaardige verdediging.van zowel Hartelust als vooral van B&W van Tilburg. Geprobeerd wordt de dierenrechtenorganisaties op formele gronden buiten spel te zetten. Burgemeester Noordanus van Anus (PvdA) werpt zich voortdurend op als verdediger van de belangen van de apenhandelaar.

1. De Antidierproevencoalitie (ADC) valt geheel buiten de boot doordat haar statuten haar niet als ‘belanghebbende’ kunnen doen aanmerken. EDEV heeft dat statutair beter geregeld. Ze houdt er evenwel niet meer dan een bescheiden onkostenvergoeding aan over.

2. De omgevingsvergunningplicht die EDEV (en ADC) eisen, wordt afgewezen en daarom is de gemeente niet bevoegd tegen Hartelust op te treden. Argument is dat de proefdieren ‘geen landbouwhuisdieren’ zijn.
De dierenrechtenorgansiaties ageren kennelijk op de verkeerde manier, tegen een vermeende verplcihte vergunning.
3a. De vraag is hoe zinvol deze procedure is. Gaan de dierenrechtenorganisaties ervan uit dat Hartelust geen aanspraak zou kunnen maken op een dergelijke omgevingsvergunning, indien deze verplicht zou zijn? Ik weet niet hoe steekhoudend dit is.
b. Een andere vraag is waar deze actie van EDEV (en ADC) nu opeens vandaan komt. Maakt de uitbreiding (van 720 tot  1080 apen) de rechtspositie van Hartelust ineens anders?

4. Opmerkelijk dat deze zaak niet aangebracht is bij College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dat zal wel afhankelijk zijn van de van toepassing zijnde wetgeving.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten