Respect voor dieren

dinsdag 1 november 2011

Polypil: geneeskunde en Echternach

Echternach
(aanklikken voor vergroting)
Voor de oppervlakkige beschouwer lijkt de geschiedenis van de geneeskunde een aaneenschakeling van triomfen. 
Voornamelijk vanaf het einde van de 19e eeuw hebben generaties medici de mensheid ontelbare zegeningen gebracht: vaccinatie, röntgendiagnostiek, insuline, antibiotica, de anticonceptiepil, multidisciplinaire behandeling van kanker, transplantaties, behandeling van vaatziekten via katheterisatie, en wat niet al.

Van een afstand bezien lijkt dit alles te danken aan een combinatie van toegenomen inzicht, logisch denken en doorzettingsvermogen. Wat betreft de toekomst hoeft men, zo redenerend, die lijn alleen maar door te trekken. Als het ontstaan van een ziekte eenmaal goed begrepen is, zou de behandeling daaruit logischerwijs moeten volgen.

In werkelijkheid is die indruk van gestage vooruitgang een drogbeeld. 
Een betere vergelijking is misschien de processie van Echternach: 5 stappen vooruit en 3 achteruit.
Sterker nog, elke blijvende vordering bij de behandeling van een bepaalde ziekte is gepaard gegaan met een groter aantal mislukkingen, waarvan er steeds ook enkele jarenlang als standaardbehandeling hebben gegolden. 

Velen denken daarbij alleen aan bekende voorbeelden als het plaatsen van bloedzuigers en het aderlaten bij allerlei ziekten. Vergeten zijn de talloze onwerkzame behandelingen waarin lang is geloofd.
Zo benadrukt een artikel uit 1944 over de behandeling van poliomyelitis het belang van warm inpakken van verlamde spieren; tijdens hete zomers stonden daarom in de ziekenzalen ook nog eens waterketels te stomen. Daarbij biedt het artikel een kritische terugblik op eerder aangeprezen, maar toen inmiddels verlaten behandelingen: inspuiting van reconvalescentenserum of urotropine, orale toediening van sulfathiazol of kaliumchloraat, röntgenbestraling van het ruggenmerg en elektriseren van spieren met galvanische of faradische stroom. Alleen het nemen van maatregelen tot vermijding van een spitsvoet of andere ‘vicieuse standen’ komt ons ook nu nog zinvol voor.

Psychiatrische ziekten van allerlei aard werden aan het begin van de 20e eeuw behandeld met langdurige baden, een uit Duitsland afkomstige behandeling. In vele gestichten werden zalen met badkuipen ingericht. Vooral opgewonden patiënten werden uren en soms dagen in het lauwwarme water gehouden.

Maar ook heden ten dage kan men bedrogen uitkomen wanneer behandelingen worden gebaseerd op ‘inzicht’ of ‘gezond verstand’. Een actueel voorbeeld heeft te maken met homocysteïne. Er zijn overweldigende bewijzen dat het risico op hart- en vaatziekten verband houdt met de hoogte van de concentratie van homocysteïne in het bloed. Dat leidt logischerwijs tot de gedachte dat verlaging van de homocysteïneconcentratie door foliumzuur de kans op hart- en vaatziekten kan verkleinen. Daarom namen de initiatiefnemers van de ‘polypil’ het foliumzuur maar vast in de combinatie op. Toch kon het voordeel van dit middel niet worden aangetoond in een 2 jaar durende trial bij 3.680 patiënten die een herseninfarct hadden ondergaan, en ook niet in een 3,5 jaar durende trial bij 3.749 patiënten die een hartinfarct hadden gehad (Noorse vitaminetrial).
***
Commentaar
Dit zijn fragmenten uit het artikel 'Wie het verleden vergeet...' geschreven door de neuroloog Jan van Gijn in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Het volledige artikel vind je hier.
Van Gijn publiceerde begin dit jaar het boek Lijf en leed.

1 opmerking:

  1. Een douche of bad kan wel degelijk een kalmerende uitwerking hebben. Ook kan een langdurig verblijf in het hooggebergte niet alleen heilzaam zijn bij longziekten, maar ook bv. bij botkanker.

    BeantwoordenVerwijderen