Respect voor dieren

zaterdag 25 juni 2011

Ziektelast (2): 'Was ik maar een muis...'

Ik ben handelaar in contrabande en heb ouderdom en dood mijn huwelijk binnengesmokkeld. In mijn koffer leek ik producten te vervoeren die gezondheid bevorderen, maar onderin, achter de bekleding bleek iets heel anders te zitten. Mijn lieve vrouw leerde me kennen als een jonge kerel met een mooie toekomst voor de boeg. Iemand met potentie en samen met haar vaardigheden zouden we een schitterende wereld verwezenlijken. Ergens onderweg kwam de aap uit de mouw en bleek ik een gezwel in mijn lichaam verstopt te hebben waardoor er een schaduw over ons leven viel. Niemand wist ervan. Ik werd daarom ook helemaal niet verdacht. Bovendien had ik mezelf al jong wijs gemaakt dat ik nooit kanker zou krijgen. Daarom werd ik vermoedelijk nooit betrapt.

Na de PSA en bioptie in 2002 is het nooit meer geweest zoals ervoor. 

Marion moet zich zwaar bedrogen gevoeld hebben. Dat had ik haar immers nooit verteld. Dat ik genen had die gezwelvorming voospellen en dat ik hormonen in me droeg die kankergroei stimuleren. We hadden elkaar beloofd om samen tachtig te worden. Zoiets valt natuurlijk niet gemakkelijk weer goed te maken.

Gelukkig is er altijd weer nieuwe hoop. Soms tegen beter weten in. Dan denk ik ineens dat er ergens een vergissing gemaakt is, dat ik niets heb en dat het allemaal een groot complot is om mensen behandelingen te kunnen verkopen. Soms staat het in de krant: Hope on prostate cancer after vaccine cures disease in mice.

Een muis ben ik helaas niet, ook nooit geweest. Ik ben meer een wolf die graag laat zien hoe groot zijn hoektanden wel zijn. En al het andere in mijn leven heb ik ook groots neer proberen te zetten: wilde plannen, verre reizen en dikke boeken. Met wolven hebben de onderzoekers nog geen tests gedaan, maar ze denken dat ze binnen vijf jaar wel experimenten met mensen kunnen uitvoeren. En dan duurt het misschien nog maar een paar jaar voor er een therapie is voor tachtig procent van de mannen met gevorderde prostaatkanker. En dat is precies wat ik heb.

Maar maak ik dat nog mee? Nu ben ik nog kerngezond. Een versleten heup is alles wat me remt om nog een keer ergens een marathon te rennen. Bij voorkeur die in New York. Maar elk bezoekje aan mijn uroloog, elke PSA uitslag lijkt het moment dichterbij te brengen dat het verandert.

Deze week kreeg ik een mail van een man met prostaatkanker en zijn vrouw. Hij lijkt ongeveer het zelfde mee te maken als ik. Een enthousiaste fietser die in 2003 hoorde dat er een addertje onder het schaamhaar verborgen zat. En ook bij hem was het al door de kapsel heen. Bestraald, net als ik, omdat opereren geen zin meer had. Daarna hormonale behandeling en het ging een tijd lang goed. Nou ja, hier en daar moest wat worden bij gesleuteld, maar niets onrustbarends. Ineens bleek er een metastase in zijn ruggenwervel te zitten en deed de hormonale behandeling niets meer. 

Zijn uroloog heeft hem uitverkoren mee te doen in een trial naar een nieuwe variant van chemotherapie. De ene helft van de deelnemers krijgt het, de andere helft niet. Geen aanlokkelijk vooruitzicht want je weet niet waaraan je begint en als je dan toch meedoet, dan liever in de groep die het echte medicijn krijgt toegediend.
Zo kan het met mijn volgende bezoek aan de uroloog ook gaan, en dan ben ik te vroeg om nog van dat vaccine dat een lichaamsreactie tegen de kankercellen op gang kan brengen in aanmerking te komen. Omdat het alleen nog maar bij muizen werkt. Waar haal ik in dat geval nog vijf reservejaren vandaan?
Was ik maar een muis en geen wolf. Maar zou mijn geliefde ooit met een muis in zee gegaan zijn?

Ivan Wolffers, Weekboek (2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten