Respect voor dieren

zaterdag 8 mei 2010

De beoordeling van dierproeven

Image and video hosting by TinyPic

De weging gewogen is een belangrijke publicatie.
Deel 3 in de reeks ‘Dierproeven’ van de Ned. Ver. van Dierexperimentencommissies. Dit deel bevat 18 korte artikelen, - ik kan ze uiteraard niet allemaal bespreken. Hieronder derhalve enige impressies; ik raad een ieder aan het gehele werkje tot zich te nemen. Het is uiterst bevattelijk geschreven en bevat ook nuttige literatuurverwijzingen.

Vier auteurs maakten deel uit van de onlangs ter ziele gegane Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD; 1997-2010). De publicatie lijkt dan ook door dit verscheiden te zijn ingegeven.
Deze Commissie adviseerde de minister van LNV over vergunningaanvragen voor dierproeven. Echter, uitsluitend over die proeven waar genetische manipulatie aan te pas kwam. Traditionele proeven en vervolgproeven met genetische veranderde dieren vielen buiten haar competentie. De procedure was openbaar: LNV organiseerde hoorzittingen over aanvragen en adviezen.

Deze Commissie was echter een wassen neus, een doekje voor het bloeden. Expliciet hierover het gewezen commissielid Swierstra in: ‘De CBD: toets of glijmiddel?’

Hetzelfde geldt voor alle andere beoordelingen - ‘wegingen’ - van vergunningaanvragen voor dierproeven, m.n. door Dierexperimentencommissies (DEC’s). Deze publicatie maakt in diverse artikelen overduidelijk dat beoordelaars er maar een slag naar slaan. Heel helder daarover is bijv. Gert ter Horst in ‘Is ongerief objectiveerbaar?’

Dat dierproeven desondanks gedaan worden is dan ook louter een politieke kwestie. Het wordt hier als volgt gemotiveerd: ‘Mensen hebben een zorgrelatie met elkaar; dat schept allicht andere plichten tegenover medemensen dan tegenover een dier.’(Stafleu, ‘What is in a number?’, blz. 94) Het bekende spiëcisme (soort-isme) dus. Er wordt ook gewezen op de patiëntenorganisaties als drijvende kracht achter dierexperimenteel onderzoek. De ‘goede doelen’fondsen - als geheime financiers - hadden ook nog wel even vermeld mogen worden.

Een voorbeeld van de werkwijze van een DEC geeft o.a. Ellen ter Gast in een bijdrage over het ‘snackbarvarken als casus’. Deze tekst zelf rammelt al aan alle kanten. Enerzijds zegt ze, terecht: “Vetzucht is een leefstijlgerelateerde ziekte.’ Op de volgende bladzijde (132) zegt ze echter: ‘Vraatzucht zit geprogrammeerd in onze genen. Daar kunnen we dus niks aan doen.’

En daarom doen we maar proeven op varkens, met darmcanules en bloedvatcatheters en al.
Al sinds 2004. Ter Gast vermeldt het aantal dieren niet. Daarom verklap ik maar dat ‘Wageningen’, alleen al in het jaar 2008, 936 varkens doodde. Ter geruststelling zegt ze: “Er zal zeker wat discussie geweest zijn over de vraag of we proefdieren moeten gebruiken voor onderzoek naar leefstijlgerelateerde aandoeningen.’

Het rendement van de proeven en de stand van de medische wetenschap worden niet geëvalueerd. Dat onderzoek zonder dierproeven en prioritering van hoogstaande technologieën op dit gebied wel eens waardevoller voor de volksgezondheid zouden kunnen zijn, dat komt niet in de hoofden op.

Er werken geen dierenorganisaties mee aan deze uitgave. De reden is dat zij geen deel uit wensen te maken van DEC’s; evenmin van de CBD. Schroten, de voorzitter van de CBD, is in zijn bijdrage ‘Juridisering van de CBD-adviezen’ te lankmoedig in zijn oordeel over deze organisaties; in feite noemt hij ze niet eens. Terecht stelt hij dat de CBD haar best gedaan heeft om de publiciteit te zoeken. Het had meer en beter gekund, maar in ieder geval heeft zij een viertal publieksdiscussies georganiseerd.

De organisaties van dierenbescherming hebben het in dit opzicht vrijwel volledig laten afweten. Ik doel met name op de Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren en uiteraard de Vereniging Proefdiervrij. Op geen enkele wijze hebben zij hun leden gestimuleerd om aan het publieke gedeelte van de CBD-procedure deel te nemen. In elk opzicht was hun betrokkenheid marginaal. Ze hebben weliswaar enkele juridische procedures gevoerd, maar ook die vrijwel geheel binnenskamers gehouden. Het feit dat de procedures gevoerd moesten worden bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven – dat zelfs geen hoger beroep kent! – werd eveneens stilzwijgend geaccepteerd.

De betekenis van de ‘toezichthouder’, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, was nog minder dan marginaal. Je kunt in dit boekje lezen dat over iedere vergunningaanvraag door de CBD positief werd geadviseerd. Daarna volgde de minister ieder advies blindelings.

De ondertitel van dit boekje is: Beschouwingen over ethiek en dierproeven. Voor mij had die ook mogen luiden: Beschouwingen over de nieuwe kleren van de keizer.

Swart, J. e.a. (red.), De weging gewogen. Uitg. Damon (Budel 2009); prijs € 18,90

P.S. Het boekje wordt ook besproken in Law and Roar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten