Bij de beoordeling van de vraag of de vordering van Edwin de Roy van Zuidewijn tot een omgangsregeling voor de hond Paco kan worden toegewezen is, anders dan hij heeft betoogd, wel degelijk van belang om vast te stellen wie eigenaar is van de hond.
Een echtscheiding van partijen, die buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd, brengt immers mee dat de ene echtgenoot geen aanspraak kan maken op de goederen, die aan de andere echtgenoot toebehoren, ook al heeft de eerstgenoemde zich aan die goederen gehecht. Met betrekking tot die eigendomsvraag is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat Paco eigendom is van de vrouw (prinses Margarita). Daarbij is niet alleen van belang het feit dat op de stamboom van Paco de vrouw als eigenaar staat vermeld, maar met name ook dat zij de aanschaf van Paco uit haar vermogen heeft betaald.
De eigendom van Paco brengt mee dat de vrouw bij uitsluiting kan en mag bepalen wat er met Paco gebeurt.
Dat het hier een levend wezen betreft, maakt dat niet anders.
Ook de vraag bij wie Paco het beste af zou zijn, speelt in deze procedure geen rol, nu er voorshands van uit wordt gegaan dat de hond alleen eigendom is van de vrouw.
Dat is een andere situatie dan wanneer kinderen bij een echtscheiding zijn betrokken: kinderen zijn geen eigendom.
Er kan dan ook niet van uit worden gegaan dat het op kinderen toepasselijke omgangsrecht analoog kan worden toegepast in een situatie, waarin een hond eigendom is van één der echtelieden.
Misschien is het het beste als mensen die dieren in huis hebben als voogd worden beschouwd.
BeantwoordenVerwijderen