Bij het verzoek om een omgangsregeling voor een hond (na echtscheiding) stelde de Ned. rechter zich op het puur formele standpunt dat de hond eigendom is (van degene die hem betaald heeft), dus een voorwerp, en dat derhalve van een omgangsregeling geen sprake kan zijn.
Naar mijn mening een onbevredigend vonnis.
De Engelse rechter keek naar de betekenis van het huisdier voor de mens; hij accepteerde het feit dat (sommige) mensen met huisdieren omgaan als met gezinsleden. Hij accepteerde daarom een beroep op het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, betr. het onvervreemdbaar recht op een gezinsleven. Voor deze rechter speelde het eigendomsrecht dus helemaal geen rol.
Het is dus maar hoe een advocaat de zaken voorstelt. Misschien had De Roy van Zuidewijn met een beroep op dit Verdrag wel succes gehad. Het zou goed zijn indien dit in voorkomend geval geprobeerd zou worden.
(Aan echtscheidingen – met dieren – geen gebrek.)
Rhodesian Ridgeback (voor wie omgangregeling verzocht werd)
Het komt vaak genoeg voor dat het huisdier aan de ene partij wordt toegewezen en dat de andere partij een bezoekrecht krijgt. Net als wanneer er kinderen in het geding zijn, is er bij huisdieren een omgangsregeling mogelijk. Degene die het huisdier niet krijgt, kan zelf nog een hond of poes nemen. Een ander kind nemen is omslachtiger.
BeantwoordenVerwijderenHet gaat om de rechtszekerheid: "vaak genoeg" biedt die niet.
BeantwoordenVerwijderen