Respect voor dieren

zaterdag 18 september 2010

Couperus en Brinio


Louis Couperus herken je aan zijn hoedje, en in het bijzonder ook aan de stand ervan: schuin. Hiernaast een foto uit 1917, hij was toen 54 jaar.

Hij leefde van 1863 tot 1823 en liet een belangrijk oeuvre aan romans na. Hij reisde veel en er zal voor het houden van huisdieren weinig of geen gelegenheid geweest zijn. Volgens zijn biograaf, F.L. Bastet, hield Couperus niettemin veel van katten en had hij een hekel aan honden. Hij verwoordde dat eens zo:

"Ik houd niet van honden. Geen dier is zo indiscreet, opdringerig, rumoerig en obsceen als een hond. Een hond kan blaffen, stom, eindeloos, eentonig, afmartelend: een hond vult het heelal met zijn imbeciele, alles doordringend geblaf, als geen beest. Een hond is walgelijk vies."

[Alsof je Diet Groothuis leest!]

Maar het kan verkeren.
Bij Bastet lezen we daarover het volgende.

In een afscheidsfeuilleton, 'Intieme impressie', noemde hij voor het eerst een naam die de oren van zijn lezers ongetwijfeld heeft doen spitsen. Couperus, liefhebber bij uitstek van katten, bleek nu ineens een exemplaar te hebben gekocht van het genus dat hij altijd het meest van alle dieren had gehaat en veracht: een hond.

‘Het is moeilijk te koopen en te verkoopen’, verklaarde hij. ‘Daar had ik het verleden nog over met Van Leeuwen, den antiquair van het Noordeinde, toen Het Leven mij kieken wilde in zijn tuin, samen met mijn hond Brinio. Er zijn namelijk menschen, die zoodra ze iets hebben gekocht, het niet goed vinden.’

Wat zijn eigen laatste aankoop betreft, Brinio beviel hem van de eerste dag af uitstekend. De door Het Leven inderdaad ook gemaakte en gepubliceerde foto (hieronder) laat baas en hond in volle tevredenheid samen zien, in de nog wat winterse Haagse tuin van Van Leeuwen, - kort voor Couperus' dood.


Een week later verschafte Couperus opheldering. Hij had de hond betrokken via Toepoel, in de weken voorafgaand aan zijn vertrek in 1923 naar De Steeg. De boksleraar was tevens kynoloog. (Ook over honden heeft Toepoel een, zelfs veel geraadpleegd, boek geschreven.)

De acht maanden oude, uit Eindhoven afkomstige Hollandse herder kon op een goede stamboom bogen. Zijn oorspronkelijke naam Hertog echter werd door Couperus onmiddellijk in Brinio veranderd, hij vond dat aardiger en herinnerde zich die hondenaam uit een boek van Jacob van Lennep.

Helaas had het dier een hardnekkig klein gebrek. Mochten de oren van Couperus' lezers zich dan al gespitst hebben, die van Brinio weigerden juist recht overeind te gaan staan, alle pogingen tot verbetering van deze fout ten spijt. Stamboom of niet, er moest ergens een bastaard in de familie zitten, zo luidde de conclusie.

Slechts korte tijd heeft Brinio bij zijn nooddruftigheden gebruik hoeven maken van het platje op de Hoogewal dat Couperus, blijkens zijn brief uit 1915 aan Emma Garzes, meer had toegedacht aan eventuele ‘délices de chats et de chattes’.
Spoedig verliet het dier met baas en bazin - die soms lekkere rijst voor hem kookte - Den Haag voorgoed.

In de Gelderse bossen kon hij naar hartelust ravotten. Dat Brinio ‘overal reuze-succes’ zou hebben gehad, zoals Couperus pochte, is overigens niet geheel conform de waarheid. Anderen hebben gewaagd van een uitgesproken vals en onbetrouwbaar beest.

Hoe moeten wij overigens Couperus' toch wat raadselachtige aankoop verklaren? Waarschijnlijk uit zijn slechte gezondheidstoestand. Nooit had hij aan sport gedaan. Het niet aflatende lezen en schrijven gebeurde uiteraard zittend. Hetzij op raad van zijn doktoren, hetzij uit verstandige eigen overwegingen, wilde hij daar kennelijk nu maar eens verandering in brengen. Brinio noodzaakte hem tot behoorlijk beweging nemen en niet zomaar wat flaneren. Op mooie wandelingen door het Gelderse bos kon de hond hem gezelschap houden.

Aanvankelijk maakte hij het in De Steeg wel goed. In een van zijn eerste feuilletons verlustigde hij zich in dichterlijke beschrijvingen van natuur en landschap, vertelde hoe Brinio op eekhoorns joeg, filosofeerde over padden, en beschreef een romantisch kasteel waar een tot de verbeelding sprekende legende aan verbonden was.

***

En een bezoeker in De Steeg schreef het volgende:

En daar is Brinio, de hond, gespannen wachtend in zijn ruimen kennel, dat de baas, de speelsche, levenslustige baas, hem zal komen halen voor een wandeling in de bosschen. Het is een prachtige Duitsche herder en de groote vreugde van Couperus' Geldersche retraîte.
Dan maakten we ons gereed voor nog een korte wandeling in de bosschen...
Mijn gastheer trok een paar stevige schoenen aan, glimlachend over dit toiletmaken in het openbaar, zoo maar sans-gêne (“wat zegt u wel van dien verfijnden Louis Couperus?”), een jas werd te voorschijn gehaald, die er tegen kon, en een sportpet en de karwats... en dan stond Brinio daar al te wachten, nauw in toom gehouden door den ouden tuinman en sprong tegen den baas op, dol in het vooruitzicht van de wandeling en maakte in een ommezien zijn meesters jas van geel tot modderig zwart. “Foei Brinio... foei. Zoo'n hond toch!” En daar gingen we. Mijn gastheer dravend voor mij uit, stoeiend met den uitgelaten Brinio om een been, om een stokje, dat hij apporteeren moest en niet los wou laten.’
Met Brinio in De Steeg
op de achtergrond zijn woning

Geen opmerkingen:

Een reactie posten