Respect voor dieren

woensdag 11 augustus 2010

Procesrecht: wraking

.
RECHTBANK ZUTPHEN

Sector civiel recht
Zaaknummer: 106812 KG RK 09-747

Datum beschikking: 1 december 2009

Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een verzoek als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gedaan door:

[wraker], vice-president bij de rechtbank Zutphen, verzoeker,

strekkende tot wraking van [gewraakte] lid van de meervoudige wrakingskamer bij deze rechtbank.

Het procesverloop

1.1Op 6 oktober 2009 heeft [wraker] een verzoek dat strekte tot faillietverklaring van [partij], verder te noemen [betrokken partij], behandeld. Op die terechtzitting van 6 oktober 2009 heeft [betrokken partij] een mondeling wrakingsverzoek ingediend tegen [rechter faillisementszitting / wraker].
Laatstgenoemde heeft niet in de wraking berust, schriftelijk verweer gevoerd en aangekondigd dat hij ter zitting van de wrakingskamer zou verschijnen.

1.2 Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek van [betrokken partij] op 26 oktober 2009 heeft [rechter faillissementszitting / wraker] de leden van de meervoudige wrakingskamer [leden wrakingskamer] mondeling gewraakt.
Bij e-mail van 27 oktober 2009 en bij brief van 28 oktober 2009 heeft [rechter faillissementszitting / wraker] zijn verzoek tot wraking met feiten en omstandigheden onderbouwd.

1.3 [leden wrakingskamer] hebben niet in de wraking berust en zij hebben bij schrijven van 17 november 2009 schriftelijk verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.

1.4 Het wrakingsverzoek van [rechter faillissementszitting / wraker] is behandeld ter openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, verder te noemen ‘de wrakingskamer’, van 19 november 2009.
Ter zitting zijn verschenen: [rechter faillissementszitting / wraker], [twee leden gewraakte wrakingskamer] en [betrokken partij]. [een lid gewraakte wrakingskamer] heeft bericht dat hij niet in de gelegenheid was om te verschijnen.

1.5 Ter zitting van 19 november 2009 heeft [rechter faillissementszitting / wraker] het wrakingsverzoek voor zover gericht tegen [twee leden gewraakte wrakingskamer], ingetrokken. Het wrakingsverzoek is derhalve slechts gericht tegen de voorzitter van de wrakingskamer.

[rechter faillissementszitting / wraker] en [een lid gewraakte wrakingskamer / gewraakte] hebben hun standpunt toegelicht. [rechter faillissementszitting / wraker] heeft “pleitaantekeningen” overgelegd.

1.6 De uitspraak is bepaald op heden.

De beoordeling van het verzoek

2. De wrakingskamer dient allereerst de vraag te beantwoorden of [rechter faillissementszitting / wraker] in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.

3. Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het recht om wraking te verzoeken komt dus toe aan een “partij”.

4.Naar het oordeel van de wrakingskamer is de gewraakte rechter geen partij in de “hoofdzaak” en is hij dat evenmin in het wrakingsincident. Het wrakingsincident is te beschouwen als een procedure sui generis waarin slechts degene die wraking heeft verzocht als “partij” dient te worden aangemerkt. Redengevend daarvoor zijn de volgende overwegingen.
5.1 In de wet is geregeld dat aanstonds na een verzoek tot wraking de behandeling van de hoofdprocedure wordt geschorst. Tenzij de rechter van wie de wraking is verzocht in het verzoek berust, begint na de schorsing van de behandeling de wrakingsprocedure. Als het wrakingsverzoek wordt afgewezen neemt de rechter van wie de wraking was verzocht weer deel aan de verdere behandeling van de hoofdprocedure.

In dit systeem van de wet past het niet dat de rechter van wie de wraking is verzocht in het wrakingsincident als partij tegenover de verzoeker van de wraking komt te staan, om vervolgens als rechter de behandeling van hoofdprocedure - met daarin zijn voormalige wederpartij in het wrakingincident als één van partijen - voort te zetten. De rechter is in het systeem van de wet object van een wrakingsverzoek, maar geen partij in het wrakingsincident.

5.2 Dit oordeel sluit ook aan bij het feit dat de rechter van wie de wraking is verzocht door de wetgever in geen van de betrokken wetsbepalingen als verweerder is aangeduid.

De wetgever heeft in de omstandigheid dat de rechtbank Leeuwarden al in een wrakingsbeslissing van 26 oktober 1842, W 357, heeft geoordeeld dat de rechter, van wie de wraking is verzocht zelf als zodanig geen partij is in het wrakingsincident, kennelijk ook geen aanleiding gezien om de - sedertdien meermalen aangepaste - wetstekst op dit onderdeel te wijzigen.

5.3 De regeling van de wraking is in de verschillende rechtsgebieden vrijwel uniform. De wetgever vond het kennelijk niet verdedigbaar dat binnen een geïntegreerde rechterlijke macht verschillende normen en procedures gelden voor de wraking van rechters die oordelen over zowel civiele, straf- en bestuursrechtelijke zaken.
Daar waar in het civiele recht en in het bestuursrecht het recht om wraking te verzoeken aan partijen is toegekend, is dit recht in het strafrecht alleen toegekend aan de verdachte en het openbaar ministerie als partijen in het strafproces. Hoewel het begrip “verdachte” in de jurisprudentie enigszins is opgerekt - daaronder is nu bijvoorbeeld ook begrepen de veroordeelde tegen wie een vordering als bedoeld in artikel 36e Wet Strafvordering is ingesteld - is in het strafrecht expliciet bepaald aan wie het recht tot wraking toekomt. De rechter van wie de wraking is verzocht, wordt in dit kader niet genoemd.

Gelet op de samenhang van de wrakingsregelingen in de verschillende rechtsgebieden dient het begrip “partij” in artikel 36 Rv restrictief te worden uitgelegd en is het in strijd met het systeem van de wet om andere betrokkenen dan de degene die wraking heeft verzocht als partij in het wrakingsincident aan te merken.

5.4 Dit oordeel sluit ook aan bij de letterlijke tekst van artikel 6, eerste volzin, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), luidende:

“Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld”.

Naar het oordeel van de rechtbank gaat het bij een wrakingsincident niet om een geschil over een burgerlijke recht of verplichting van de betrokken rechter.

6. De wrakingskamer komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat de gewraakte rechter geen ‘partij’ is in het wrakingsincident, maar het object is van een wraking. Omdat [rechter faillissementszitting / wraker] geen partij is in het wrakingsincident ingeleid door [betrokken partij], kan [rechter faillissementszitting / wraker] niet worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer.

De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart [rechter faillissementszitting / wraker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Deze beschikking is gegeven te Zutphen door mrs. A.R. van der Winkel, G.J. Stoové en E.C.M. August de Meijer en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten